De feiten rondom de ontwikkeling van het merk Apple zijn uitermate leerzaam, ook vanwege de haast onvoorstelbare blunders gedurende de ontwikkeling.Als Applegebruiker die vooralsnog niet van zins is over te stappen op een ander merk, las ik met grote interesse de discussie over Apple, uitmondend in het artikel ‘Ondergang van Apple is een ramp voor leken’ (Computable, 16 december 1996). De titel is enigszins tendentieus: de ondergang van Apple wordt als een statement gebracht in plaats van als mogelijkheid, en de gebruikers van Apples worden zonder meer als ‘leken’ neergezet.Opgegroeid in computerland met Philips P2000 en moeizaam zwoegend met peeks en pokes zou ik me natuurlijk persoonlijk aangesproken kunnen voelen. Maar waarom zouden we de discussie niet objectief houden? De feiten rondom de ontwikkeling van het merk Apple zijn namelijk uitermate leerzaam, ook vanwege de haast onvoorstelbare blunders gedurende de ontwikkeling. Vermoedelijk waren de fouten typerend voor een ‘zwalkend’ beleid dat nu eens het doel ‘innovatieve superioriteit’ nastreefde en dan weer het (principieel onhaalbare) doel ‘complete marktverovering’. De geboorte van het merk was hoopvol vanwege de zeer goede cpu (de 68000 van Motorola) en het OS. Dat resulteerde niet alleen in een zeer gebruikersvriendelijke grafische interface maar in het feit het de groeibeperking van MS-Dos niet kende, te weten de grens van 640 Kb aanspreekbaar Ram. Al zeer gauw (1988) kwamen er dus Macs op de markt met één, ja zelfs vier Mb werkgeheugen. Het is essentieel om een duidelijk onderscheid te maken tussen de Apple-machines en het Apple-OS. De 68030 CPU van Motorola – die vreemd genoeg eerder kwam dan de 68020 en vergelijkbaar is met de 386 van Intel – was uitgerust met een zogenaamde paged memory management unit die een zeer flexibel gebruik van het Ram-geheugen mogelijk maakte. De combinatie van het OS en de 68030 chip was opzienbarend: in januari 1989(!) bracht Apple de Mac SE30 op de markt met een werkgeheugen dat was uit te breiden tot 128 Megabyte (!). Probeer dat eens met een 386. De ‘dreiging’ die er van zo’n machine uitging is Microsoft natuurlijk niet ontgaan: men maakte gebruik van de mogelijkheid van extended memory
Als Applegebruiker die vooralsnog niet van zins is over te stappen op een ander merk, las ik met grote interesse de discussie over Apple, uitmondend in het artikel ‘Ondergang van Apple is een ramp voor leken’ (Computable, 16 december 1996). De titel is enigszins tendentieus: de ondergang van Apple wordt als een statement gebracht in plaats van als mogelijkheid, en de gebruikers van Apples worden zonder meer als ‘leken’ neergezet.Opgegroeid in computerland met Philips P2000 en moeizaam zwoegend met peeks en pokes zou ik me natuurlijk persoonlijk aangesproken kunnen voelen. Maar waarom zouden we de discussie niet objectief houden? De feiten rondom de ontwikkeling van het merk Apple zijn namelijk uitermate leerzaam, ook vanwege de haast onvoorstelbare blunders gedurende de ontwikkeling. Vermoedelijk waren de fouten typerend voor een ‘zwalkend’ beleid dat nu eens het doel ‘innovatieve superioriteit’ nastreefde en dan weer het (principieel onhaalbare) doel ‘complete marktverovering’. De geboorte van het merk was hoopvol vanwege de zeer goede cpu (de 68000 van Motorola) en het OS. Dat resulteerde niet alleen in een zeer gebruikersvriendelijke grafische interface maar in het feit het de groeibeperking van MS-Dos niet kende, te weten de grens van 640 Kb aanspreekbaar Ram. Al zeer gauw (1988) kwamen er dus Macs op de markt met één, ja zelfs vier Mb werkgeheugen. Het is essentieel om een duidelijk onderscheid te maken tussen de Apple-machines en het Apple-OS. De 68030 CPU van Motorola – die vreemd genoeg eerder kwam dan de 68020 en vergelijkbaar is met de 386 van Intel – was uitgerust met een zogenaamde paged memory management unit die een zeer flexibel gebruik van het Ram-geheugen mogelijk maakte. De combinatie van het OS en de 68030 chip was opzienbarend: in januari 1989(!) bracht Apple de Mac SE30 op de markt met een werkgeheugen dat was uit te breiden tot 128 Megabyte (!). Probeer dat eens met een 386. De ‘dreiging’ die er van zo’n machine uitging is Microsoft natuurlijk niet ontgaan: men maakte gebruik van de mogelijkheid van extended memoryOok de Macintosh van Apple werd grotendeels bedacht in het Massachusetts Institute of Technology, een bakermat van mens-machine interfacing. De doelgroep was duidelijk zichtbaar in de plaatjes van de handleidingen van de eerste Macintosh. Men denke maar eens aan de foto van ’the bright all American student’ op weg naar college met in de fietsenmand zijn Macje (toen nog zonder harde schijf die kapot kon gaan). De draagbaarheid van de Macintosh – naast de ‘all in one’ uitvoering – was immers een sterk punt. De keerzijde ervan was het kleine beeldscherm (9 inch), dat echter wel een gestoken, scherp beeld opleverde. Voor de doelgroep ‘kantoor’ had dat scherm in combinatie met de loffelijke MacWrite tekstverwerker één nadeel: je kon net geen gangbare breedte tekstregel overzien waardoor je voortdurend zijwaarts heen en weer moest ‘scrollen’. Mijns inziens heeft Apple door dit tekort de slag om het kantoor verloren.
De geslotenheid van de Macintosh was bijna letterlijk. Vanwege zeer diep gepaatste schroeven moest je over speciaal gereedschap beschikken om de kast van ‘het hondehokje’ te openen, te weten een torque schroevendraaier met een heel lange steel. Natuurlijk hadden alle echte Mac-amateurs in korte tijd dergelijk speciaal gereedschap.
Het was wel degelijk mogelijk om de Macintosh op machineniveau te programmeren: wanneer je op ‘het verkeerde resetknopje’ drukte kreeg je een venstertje op je beeldscherm waarin je (hexadecimaal?) aan de slag kon. Slechts weinig mensen waren daartoe echter in staat. Bovendien werden er nogal zware eisen gesteld voor toelating tot het gilde van Macintoshprogrammeurs. Een enigszins bedreven amateur kon wel zijn eigen menuaanpassingen maken met Res Edit.
De derde geslotenheid gold de andere computerfabrikanten. Het OS van Apple was niet voor hen beschikbaar. Pas vorig jaar werd het anderen – bijvoorbeeld Radius en Motorola (!) – toegestaan computers te fabriceren draaiend onder het Mac OS. Gelukkig doorbraken softwaremakers reeds eerder deze exclusieve opstelling van Apple. Ook Microsoft maakte zijn Officepakket in een Macintosh-versie, waardoor Excel en Word – vanaf de Macintosh gezien – ‘cross-platform’ zijn geworden. Een Apple kan immers een jaar of zeven doodgewoon MS-Dos schijfjes lezen en, dankzij softwaremakers zoals Data Viz en Microsoft, ook schrijven. Met de komst van de Power PC van Apple is de inwisselbaarheid zelfs volledig geworden, doordat je een PC-kaart in je Apple kan laten inbouwen. Alleen de ‘leken’ onder de Macintosh gebruikers zullen dat doen, zo vermoed ik. Apple had het imago van geslotenheid, incompatibiliteit, en slechte verkrijgbaarheid van prorammatuur zo grondig opgebouwd dat ze er bijna zelf in geloofden.
De computermarkt wordt al vanaf het allereerste begin gekenmerkt door constante prijsdalingen. Bij Apple ging dat schoksgewijs. Ik herinner me dat een Macintosh gebruiker in 1987 kwaad wegliep van een presentatie van een nieuw type omdat de presentator verheugd mededeelde dat het type Mac SE nu zo’n drieduizend gulden goedkoper was geworden, maar wel in productie bleef. De boze gebruiker had nog geen week daarvoor zes Mac’s van het oude type besteld.
Tot slot het volgende: kort geleden heb ik het MacOs 7.5.3. NL op mijn QuadraMac geïnstalleerd. Het besloeg welgeteld 15 floppies en mijn systeemprogrammatuur beslaat meer dan 33 Megabyte. Net zoiets als Windows 95 ?
Is de ondergang van Apple aanstaande? Ik hoop van niet. Het is voor de verdere ontwikkeling van de computer echter ook niet zo relevant. Wel relevant lijkt mij het feit dat het schermbeeld van Windows 95 verrassend veel op dat van een Mac OS lijkt. De idee van Steve Jobs dat computers doodgewone werktuigen zijn, net zoals wasmachines, en dus gebruikt moeten kunnen worden door leken heeft kennelijk wel aangeslagen. Daarmee is het hiervoor genoemde citaat achterhaald. Leken kunnen nu gelukkig immers ook terecht bij Windows.
H.C. Meliëzer, Assen