In 1996 speelde Internet een cruciale rol. Het was een jaar dat veel revolutionaire nieuwe technologieën, zoals browsers en Java, heeft opgeleverd. Java’s applet-concept opende de weg naar intelligente grafische terminals, inmiddels bekend onder de naam network computer (NC), gepositioneerd tegenover de personal computer.
NC’s bestaan al, maar ze worden nog niet gefabriceerd op de schaal van de PC. Eén van de vragen voor 1997 luidt dus: hoe snel groeit de NC-markt? Dat is van veel factoren afhankelijk, maar de applicaties vormen zoals altijd de sleutel. Die applicaties zijn weer afhankelijk van de beschikbaarheid van een rijke verzameling Java-applets, en wie zal die produceren? Hier ligt een enorme commerciële kans, omdat dit de manier is om los te komen uit Microsofts wurggreep op de kantoorsoftware. Op Java gebaseerde omgevingen zullen op zowel PC’s als NC’s draaien en eenvoudiger zijn dan de huidige applicaties, wat de meeste gebruikers waarschijnlijk zal verheugen. Daarnaast zullen NC’s een stuk goedkoper zijn, omdat de beheerkosten – een knelpunt bij zakelijke PC’s – lager liggen. Microsoft zal in 1997 dus blijven proberen Internet met Activex (beter gezegd: Captivex) te verzieken. Interessant is de groei van Citrix Winframe, een ouder produkt dat in 1996 populair werd. Winframe-clients draaien op goedkope, relatief trage hardware, terwijl alle Windows 95-applicaties multi-user op een NT-server draaien. Vergeleken met een PC-lan is dit: goedkoper; eenvoudiger te beheren; ook geschikt voor minder krachtige PC’s; en goed te combineren met een 28K8-modem. Een combinatie van Citrix Winframe, Lotus Personal Notes en een webbrowser is dan ook een krachtige software-portfolio voor laptops.
Door het Net lijkt Java in staat te zijn om C++ te vervangen als programmeertaal voor algemeen gebruik – hoera! Let op: IBM, Borland, Sun en Symantec zullen met uitstekende visuele Java-programmeeromgevingen komen, waardoor Visualbasic er nog nuttelozer uit zal zien. In 1997 zullen veel gebruikersorganisaties wensen dat ze nooit met Visualbasic in aanraking waren gekomen!
Verder was 1996 het jaar van de enorme groei van Netscape. Dit kwam grotendeels door de steun van alle software-leveranciers, behalve Microsoft. Netscape profiteert ervan dat het wordt gebruikt als wapen in de strijd tegen Microsoft. Tegelijkertijd verdient het aan Microsoft door software-licenties. Dat zal ook in 1997 het geval zijn; de vraag is wat daarna gebeurt. Als Microsoft tot stilstand wordt gebracht, zouden de overige leveranciers daar blij mee zijn, maar vervolgens zullen ze snel uit elkaar groeien. Ze vinden het prima om Netscape te spekken met de omzet van browsers, maar liever nog verdienen ze aan de verkoop van servers. Begin vorig jaar werd bijvoorbeeld Internet nog gezien als een bedreiging voor Lotus Notes, terwijl eind 1996 Notes met Domino is uitgebreid tot de ideale Internet-server, inclusief alle groupware-functies. Zonder de dreiging van Internet had Lotus dat nooit binnen een jaar kunnen realiseren. In feite heeft Notes het meest te vrezen van Netscape, dat Collabra-groupware op webservers introduceert. Microsoft zal in 1997 iets aan zijn gebrek aan echte groupware moeten doen!
Microsoft heeft vorig jaar wel de leemte op het gebied van transactieverwerking opgevuld. Dat geeft ze meer geloofwaardigheid in de zakelijke wereld. Helaas is de oplossing (Viper TP-diensten voor SQL Server en Falcon voor message queueing) beperkt tot NT. Een multiplatform TP-monitor als Cics/6000 heeft dus betere kansen. Let ook op Tuxedo, inmiddels het eigendom van BEA.
Berichtensystemen voor transactieverkeer hebben in 1996 een hoge vlucht genomen, vooral IBM’s MQ-serie. Ze zijn niet nieuw, maar de nadruk op algemeen toepasbare middleware wel. Traditionele leveranciers van mainframesoftware, zoals Candle, hebben ingezien dat de enorme groei van dergelijke systemen een aparte organisatie rechtvaardigt. Berichtenverkeer (vaak asynchroon of store-and-forward verkeer genoemd) is de beste manier om multi-tier client/server-systemen voor uiteenlopende applicaties te bouwen. Het ‘dikke client’-model, met alle code op de PC-client en een gemeenschappelijke database, is min of meer op een ramp uitgelopen. Het gerucht gaat dat drie van de vier projecten mislukt zijn, en hoe je de code van de client moet onderhouden is een geheim wat ik niet wil kennen. Daarom accepteert men nu het ‘dunne client’-model, waarbij alleen de presentatie-code op de PC draait en deze via rpc’s (remote procedure calls) gemeenschappelijke code op de server aanroept. Het succes van SAP R/3 helpt daarbij. Hopelijk domineren in 1997 TP-monitors op de server; alles liever dan in de database opgeslagen procedures.
Ik hoop ook dat er meer aandacht komt voor ‘werkstroom’. Het automatiseren van bedrijfsprocessen maakt veel interactieve applicaties onnodig. Dit betekent dat organisaties in 1997 een betere balans moeten vinden tussen client/server, berichtensystemen en werkstroom.
Tot slot: het jaar 2000 nadert en er rest ons steeds minder de tijd om de bijbehorende problemen op te lossen. Sommigen onder ons zouden het komende jaar eens goed in paniek moeten raken.