Tijdens een bezoek aan de voormalige Sovjetunie ontdekte een van de medewerkers van Computable dat in dit land de leerlingen op school weliswaar geen computer hebben, maar desondanks vier uur per week op indringende wijze in leerboeken kunnen lezen wat informatietechnologie vermag.
In Nederland beschikken kinderen ook nauwelijks over computers in de klas. Maar ook het vak, informatica en informatiekunde, wordt stiefmoederlijk bedeeld. Het heeft nauwelijks enige status in het curriculum. Handwerken en textiele werkvormen staan op sommige scholen hoger in aanzien.
We zijn het er met z’n allen over eens: wil Nederland in de toekomst zijn economische positie behouden dan zullen we moeten investeren in de kennisinfrastructuur. Informatietechnologie speelt daarbij een belangrijke rol.
Het feit dat het politiek gezien niet haalbaar is van informatica en informatiekunde een vak van enige betekenis te maken, geeft aan dat de wil om te investeren in deze infrastructuur ten ene male ontbreekt.
De voorzitter van de Groep Educatieve Uitgeverijen heeft voorgerekend dat er ongeveer 1500 gulden per leerling uitgetrokken moet worden om informatie- en communicatietechnologie goed vorm te geven in het voortgezet onderwijs. Dat zou op een bedrag van twee miljard gulden neerkomen.
Deze hoeveelheid geld zou best te vinden zijn als in acht wordt genomen dat Nederland thans minder geld in onderwijs steekt dan menig ander westers land. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling hanteert een norm van 6 procent van de nationale begroting. Nederland zit daar net onder. Een mooie missie voor Paars: daadwerkelijk investeren in de toekomst, door eindelijk te zorgen voor voldoende IT-hulpmiddelen op school.