De moderne technologie maakt steeds meer banen geschikt voor werken op afstand, maar er is meer voor nodig om telewerken tot een succes te maken. Een andere manier van leidinggeven bijvoorbeeld. IDC onderzocht telewerken in Nederland anno 1996 en doet een voorspelling.
IDC brengt telewerkers onder in twee hoofdcategorieën: de telethuiswerker en de mobiele werker. Beiden zijn een groot gedeelte van de tijd niet op kantoor en maken intensief gebruik van informatie- en communicatietechnologie. Het verschil is dat de telethuiswerker zijn werk op een vaste locatie doet en de mobiele werker op wisselende plekken. Verkopers en onderhoudsmonteurs bijvoorbeeld zijn vaak mobiele werkers. Deze twee soorten bij elkaar tellen in 1996 482.000 mensen. Dit zijn alleen formele thuiswerkers, werknemers die daarover afspraken hebben gemaakt met hun baas. Het aantal mensen dat wel eens werk mee naar huis neemt, is vele malen groter (meer dan een miljoen werknemers in 1996).
De helft van de telethuiswerkers heeft een gezin met kinderen, driekwart een eigen woning en eveneens de helft een hoog inkomen (meer dan 75.000 gulden per jaar). Het afleveren van beter en meer werk (door betere concentratie), wordt door de werknemer het vaakst genoemd als motief om thuis te gaan telewerken (24 procent). Op de tweede plaats komt de vermindering van reistijd. Van de respondenten is 85 procent van mening dat kinderopvang weliswaar noodzakelijk blijft, maar gemakkelijker te regelen is, doordat de tijd flexibeler is in te delen. Dit laatste maakt het combineren van werk en gezin op vele fronten makkelijker.
Er zitten echter ook een aantal nadelen aan telethuiswerken. Het komt nogal eens voor dat de medewerker moeilijkheden met de apparatuur heeft. Met name het schakelen tussen fax en telefoon geeft problemen. Verder ervaart hij het als lastig dat werk en vrije tijd door elkaar gaan lopen. Ongetwijfeld zijn er ook telethuiswerkers die de noodzakelijke zelfdiscipline niet of nauwelijks kunnen opbrengen, maar om welke aantallen het hier gaat is niet bekend. Het allergrootste nadeel vindt de medewerker echter het gebrek aan contact. Het gaat daarbij niet alleen om het gezellige praatje bij het koffie-apparaat. Ook een stimulerende werkomgeving, (informele) scholing door meer ervaren collega’s en de angst overgeslagen te worden bij bijvoorbeeld promoties (‘Uit het oog is uit het hart’) spelen een grote rol. IDC is van mening dat deze groepsdynamiek zich uiteindelijk zal verplaatsen naar bijvoorbeeld een virtueel kantoor waar de medewerkers kunnen kletsen via elektronische prikborden.
Hogere produktiviteit
De werkgever vindt telewerk vooral interessant uit financiële overwegingen. Er is minder kantoorruimte nodig (vooral bij wisselplekken, zoals bij Interpolis in Tilburg of als de werknemer altijd thuis is) en het scheelt in reiskosten. Bovendien levert de thuiswerker een hogere produktiviteit en meldt hij zich minder vaak ziek. Het is overigens nog maar de vraag of die hoge produktiviteit blijvend is, waarschuwt IDC. Telethuiswerken is nog steeds een relatief nieuw fenomeen dat vaak getest wordt in proefprojecten. Onder deze omstandigheden krijgt de medewerker veel aandacht en dat werkt altijd stimulerend.
Ook de overheid ziet de voordelen van telewerken, alleen al omdat de files het bedrijfsleven 1,5 miljard gulden per jaar kosten. Telewerken is al gestimuleerd met allerlei projecten, maar nu moeten de activiteiten van de werkvloer komen. Vooral het middenkader is echter bang dat de werknemer thuis, uit het zicht van de baas, niets uitvoert of in ieder geval minder dan op het werk. Het kader zal zijn managementstijl derhalve moeten aanpassen van input- naar output-gericht; het gaat er om wat de werknemer produceert en niet hoe hard of wanneer hij werkt. Mobiele werkers geven geen management-problemen; hun werkwijze verandert niet, ze hebben alleen betere hulpmiddelen. IDC is daarom van mening dat het aantal mobiele werkers sneller zal toenemen dan dat van de telethuiswerker. Het onderzoeksbureau schat dat er in het jaar 2000 664.000 mobiele en 315.000 formele telethuiswerkers zijn. Als telewerk-doelgroep beschouwt IDC het hele witte-boorden-leger van de Nederlandse beroepsbevolking. Dat zijn 2,5 miljoen mensen.