"Betekent de komst van City On Line in Utrecht nu definitief het einde van een aantal digitale steden en dorpen en andere initiatieven in de regio Utrecht?"
Op 25 september zaten ze dan eindelijk voor het eerst met elkaar rond de tafel. Dat gebeurde in een discussieforum op uitnodiging van de regionale omroep Radio-M. Aan de ene kant de projectleider van City On Line, de commerciële variant van ‘De Digitale Stad’ op Internet van uitgevers Wegener en de VNU dagbladengroep. Aan de andere kant en in het publiek een aantal representanten van de meer ideële initiatieven in de Regio Utrecht. City On Line was eerder die middag met veel vlagvertoon in Utrecht gelanceerd als proefstad. Andere gemeenten elders in Nederland moeten weldra volgen. Op den duur krijgen – als de woordvoerder tenminste zijn zin krijgt – alle gemeenten een digitale stad naar hetzelfde model en is er geen plaats meer voor digitale steden, dorpen en wijken met een geheel eigen gezicht.
Zou deze aanpak echt meer kans van slagen hebben dan de meer autonome en pluriforme aanpak vanuit de plaatselijke bevolking, waarin men soms door de bomen het bos niet meer ziet? Dit is bijvoorbeeld het geval in Utrecht met zijn digitale regio en geheel autonome digitale steden, dorpen en wijken, alle met een geheel eigen karakter. In Lopik, Maarssen, Amersfoort, Lunetten en Ijsselstein dreigen ze langzaam maar zeker van de grond te komen.
Dit gebeurt op een wat minder gestroomlijnde manier, omdat doorgaans op basis van vrijwilligheid en met uiteenlopende doelstellingen wordt samengewerkt. Dergelijke initiatieven kunnen dan ook min of meer als de ideële varianten van ‘De Digitale Stad’ uit Amsterdam worden beschouwd. Die werd zo’n drie jaar geleden met succes als lichtend voorbeeld in de steigers gezet met financiële en materiële steun van de overheid, het bedrijfsleven en gemeentelijke instanties. Sindsdien zijn initiatieven van dien aard op veel kleinere schaal in heel Nederland als paddestoelen uit de grond gerezen. ‘Professionele’ vrijwilligers uit studentenkringen hebben daarin soms heel wat tijd geïnvesteerd, en City On Line dreigt daarvan nu de vruchten te plukken. Want deze markt wordt door de uitgevers van dagbladen en huis-aan-huis bladen niet voor niets als een nieuwe goudmijn beschouwd. Kansrijk genoeg om daar nu reeds de nodige miljoenen in te steken. Een zak met geld dus, waar die vrijwilligers ook heel graag gebruik van zouden willen maken, maar die aan hun neus voorbij dreigt te gaan. Het is namelijk niet denkbeeldig dat gemeentelijke ambtenaren en het bedrijfsleven eerder met een bekende commerciële organisatie in zee zullen gaan dan met een handvol vrijwilligers die geen zekerheid en continuïteit lijken te kunnen te bieden.
Zou dat voor die vrijwilligers een reden kunnen zijn om het bijltje er maar bij neer te leggen? Of gaan ze er om andere redenen toch mee door? De primaire reacties in het forum liepen op dat punt nogal uiteen. Door de een werd de komst van City On Line min of meer als een dolksteek in de rug beschouwd. Voor de ander vormde het juist de oplossing van het grootste probleem (onbekend maat onbemind). Innovatieve concepten krijgen pas kans als ze door de gevestigde orde zijn opgepakt. Dan pas kunnen ze hun nut voor de massa in de dagelijkse praktijk bewijzen. Voor de desbetreffende media-giganten is dus net zo goed een pioniersrol weggelegd. Alleen zij zijn in staat om de nodige reclame te maken. De eerder genoemde initiatiefnemers kunnen daarvan profiteren.
Ondanks die miljoenen-investeringen is er bij City On Line niet echt sprake van een revolutionair concept. Er worden betrekkelijk simpele produkten en diensten aangeboden, waarvan de meeste al eerder door derden op de markt zijn gebracht. Er bestaat behoefte aan betere concepten, produkten en diensten. Niet alleen in min of meer autonome digitale steden, dorpen en wijken, maar ook in andere digitale kringen, zoals bijvoorbeeld het Trefpunt van de Rabo-bank voor relaties en het MKB-net van MKB-Nederland voor het midden- en kleinbedrijf. Daar kan op den duur heel wat ‘eigen’ meerwaarde in ondergebracht worden.
Een grootschalige aanpak op basis van een commerciële exploitatie van de advertentiemarkt door uitgevers lag voor de hand. De markt waar het om gaat is nu eenmaal hun ‘core-business’ en hun primaire processen en marketing-inspanningen zijn daar al op afgestemd. Voor de andere initiatiefnemers is dat een onhaalbare kaart en is het de kunst om zich met unieke produkten en diensten te onderscheiden. Ik ben dan ook heel benieuwd welke reacties daar binnenkort – wederom op uitnodiging van de regionale omroep Radio M – in een volgende bijeenkomst in Utrecht op zullen komen.