Aanbieders van Internet-aansluitingen voor particulieren roepen om het hardst hoeveel gebruikers ze wel bedienen. Daarbij mogen ze graag een beetje overdrijven. Als je de geruchten moet geloven, vermenigvuldigen sommige ‘access providers’ het aantal werkelijke abonnees zelfs met een factor tien.
Deze vorm van commercieel optimisme is wel verklaarbaar. De markt voor aanbieders van Internet-aansluitingen is al overvol en het Internet trekt nog steeds een grote stroom goudzoekers aan, variërend van pas afgestudeerde informatici tot voormalige handelaren in tweedehands auto’s. In die cowboywereld begint een betrouwbaar imago zo langzamerhand een uniek verkoopargument te worden, en dat imago is toch min of meer evenredig aan het aantal abonnees. Een leugentje om bestwil dus. Dat is niet alleen verklaarbaar, maar ook verdedigbaar. Want wie zegt dat een Internet-aansluiting slechts door één abonnee wordt ‘besurfd’? Tien tegen één dat die aansluiting ook wordt gebruikt door de rest van de familie, de kinderen voorop en de vriendjes en vriendinnetjes erbij. Zoals we dertig jaar geleden bij de buren televisie gingen kijken, komen we nu bij elkaar over de vloer om een avondje te surfen. Zo bezien is die factor tien misschien zelfs wat aan de pessimistische kant.
Het gaat kortom goed met Internet. Ook de IP-providers (Internet Protocol) kunnen dat beamen. Deze organisaties leveren niet zozeer aansluitingen aan particulieren als wel transportcapaciteit aan andere bedrijven, waaronder de ‘access providers’. Hun ‘backbones’ verstouwen naar verluidt elke maand weer tien procent meer IP-pakketjes.
Goed beschouwd heeft dat wereldwijde Internet in feite nog steeds een besloten karakter. Om mee te mogen doen moet je immers – tegen betaling – lid zijn van een kleine, besloten Internet-club, die zijn leden zonder opgaaf van redenen de deur mag wijzen. Het Internet zelf is dus niet meer dan een losse verzameling detaillisten die eigenlijk weinig meer doen dan gegevens met elkaar uitwisselen.
Door de stijgende populariteit krijgt deze ‘besloten’ omgeving echter steeds meer het karakter van een openbare voorziening. En dat roept vele vragen op.
Een voorbeeld is de leveringsplicht zoals we die kennen uit de openbare telefonie: wettelijk is vastgelegd dat iedereen in Nederland het recht heeft op een betaalbare telefoonaansluiting. Iets vergelijkbaars geldt voor het openbaar vervoer. Moet een dergelijke leveringsplicht ook gaan gelden voor Internet-aansluitingen? En zo ja, moeten de providers dan opdraaien voor de gedwongen exploitatie van ‘onrendabele lijnen’? Vragen, vragen.
Duidelijk is wel dat de Internet-aanbieders zich op tal van punten in een juridisch schemergebied bevinden. Hoe schemerig dit gebied is, bleek de afgelopen maanden uit de vraagstukken rond de aansprakelijkheid van Internet-aanbieders voor eventueel wangedrag van hun abonnees.
Volgens minister Sorgdrager van Justitie zijn Internet-aanbieders strafrechtelijk aansprakelijk als hun abonnees de wet overtreden. De meeste providers zijn het daar niet mee eens. Zij beschouwen zichzelf als transportbedrijven die in geen geval aansprakelijk kunnen zijn voor de inhoud van de pakketjes. Dat lijkt best een redelijk standpunt. Er zijn denkelijk niet veel vliegmaatschappijen aansprakelijk gesteld voor het transport van cocaïne door hun passagiers.
Volgens Sorgdrager is er dan ook een voorbehoud: Internet-aanbieders zijn alleen aansprakelijk als ze van het strafbare feit op de hoogte waren. Dit voorbehoud geeft elke Internet-aanbieder op elk moment een volledige vrijstelling van aansprakelijkheid. I know nothing! En wisten ze het wel, dan hadden ze zitten neuzen in de pakketjes die ze transporteren. Een naar idee voor de abonnee – al staat het waarschijnlijk wel in zijn aansluitvoorwaarden – maar in feite ook een schending van het briefgeheim, al weet niemand of dat briefgeheim nu wel of niet voor IP-pakketjes geldt.
Onder aanbieders ontstond enige opschudding toen Sorgdrager onlangs bijval kreeg van een Internet-aanbieder die zichzelf zegt te beschouwen als een elektronische uitgeverij die verantwoordelijk is voor het gepubliceerde materiaal. En om de verwarring compleet te maken, royeerde een andere Internet-aanbieder onlangs een abonnee die zich schuldig maakte aan het verzenden van e-mail onder een vals adres. Los van de vraag of een Internet-aanbieder dan naar de rechter moet stappen, vroegen sommigen zich af of een aanbieder in zulke gevallen aantoonbare nalatigheid verweten kan worden. De aanbieders weten immers al sinds jaar en dag dat het vervalsen van e-mail met de huidige protocollen kinderlijk eenvoudig is. Het merendeel van de abonnees heeft van deze en andere risico’s echter geen flets idee.