Het principe van de applicatieserver, zoals belichaamd door Citrix Winframe, is een interessant voorbeeld van een eenvoudig multi-user concept, speciaal gericht op Windows-applicaties.Pas op, het gaat hier niet om een NT-applicatie. NT wordt ingezet als hyper-visor, zoals VM op de oudere mainframes. NT creëert meerdere ‘virtuele PC’s’, elk met een eigen virtuele gui. De fysieke, echte gui voor elke virtuele PC draait op een PC-op-afstand. Behalve de presentatie- en invoerfuncties van de gui hoeft op de PC niets te draaien.
Op dit moment is Winframe te gebruiken om Windows 3.1-applicaties te draaien, met het bekende Windows-interface. Citrix zegt dat ook andere gui-api’s, zoals Windows 95 en Win32, ondersteund worden. Een grote SMP ‘server’-PC met veel ram kan tot tien gelijktijdig draaiende virtuele Windows-machines ondersteunen. Het interface voor de gebruiker-op-afstand is relatief eenvoudig (het equivalent van de gui-deelverzameling Windows 3.1 of -95 functies die op de PC draaien). Daarom kan de PC-op-afstand een oude 286 of 386 zijn waarop geen Windows draait. Dit betekent ook dat speciale hardware gemaakt kan worden om de gui-functie uit te voeren. Wyse implementeert dat concept al in hardware en het is een optie in de X-terminals van Tektronix.
De terminals-op-afstand zijn via seriële verbindingen (modems of Isdn) of conventionele lan’s transparant te koppelen.
De waarde van Winframe voor gebruikers-op-afstand is niet direct duidelijk. In theorie is een goed ontworpen client/server-applicatie ideaal voor gebruik-op-afstand. De client roept een centrale gemeenschappelijke procedure aan. Die stuurt een bevestiging terug, samen met de relevante gegevens. Dit is meestal een kleine hoeveelheid, zodat de netwerkbelasting minimaal blijft. Er zijn echter weinig goed ontworpen client/server-applicaties. Een typisch probleem is het ‘pagen’ van code naar een bestandsserver. Dit vergt lokale opslagcapaciteit, anders raakt het netwerk overbelast. Winframe transporteert alleen de gui-functies over het netwerk. Dat genereert veel meer verkeer dan een goede client/server-applicatie, maar verdient de voorkeur vanwege de slechte kwaliteit van de nu beschikbare applicaties. Vergeet niet dat veel belangrijke applicatiepakketten van respectabele softwarehuizen beroerd ontworpen en geïmplementeerd zijn. Op enkele uitzonderingen na heeft het client/server-concept zowel softwarehuizen als de eindgebruiker-ontwikkelaars behoorlijk verward.
Aangesloten op een modembank is Winframe dus een interessant alternatief voor produkten die transparant lan-protocollen doorgeven (mac-level bridging of routing), zoals Ras, Lan Distance en Netware Connect. Een groot voordeel is dat de applicatie zich op een centrale site bevindt. Alleen de gui draait op de PC, bijvoorbeeld een 286-laptop. Beveiliging en grote software-upgrades worden daardoor veel eenvoudiger.
Voor lokale systemen is Winframe om een andere reden aantrekkelijk. Het biedt ten eerste een Windows 3.1-applicatieserver voor gebruikers met gespecialiseerde hardware-terminals. Het voorziet in een nuttige Windows 3.1-applicatiefunctie voor gebruikers van X-terminals. Deze zouden normaliter rechtstreeks verbonden zijn met een Motif-applicatie op een Unix-server. Nu kunnen ze een speciaal venster op de terminal openen, waarbinnen de Winframe client-software draait, zodat Windows 3.1-applicaties vanaf de X-terminal op de Winframe-server kunnen draaien. Bedenk dat NT transparant is. Het gaat om conventionele Windows 3.1-applicaties, die toevallig op NT resideren.
De tweede lokale toepassing van Winframe is dat het een alternatief biedt voor het opwaarderen van alle oude PC’s van Dos naar Windows. Nieuwe PC’s kunnen gewoon meedoen met Winframe, maar zij beschikken over een 486- of hogere processor en minimaal 8 MB ram, en Windows 3.1 of -95 (binnenkort waarschijnlijk ook Windows NT 4 client) is standaard geïnstalleerd. Deze systemen hebben Winframe niet nodig. Oudere PC’s zijn van Windows 3.1-functies te voorzien door een Winframe NT-gebaseerde server te installeren. De client-code is gratis. Op die manier kunnen oude Dos-machines Windows 3.1-applicaties draaien, en binnenkort misschien ook Windows 95- of NT-applicaties, al bestaan er daar nog niet veel van. De organisatie moet de kosten van de NT-server, een zware jongen, afwegen tegen die van het opwaarderen van al haar PC’s.
De capaciteit van de Winframe-server hoeft slechts afgestemd te zijn op het aantal gelijktijdig werkende gebruikers. Om de alternatieven te kunnen vergelijken, moeten organisaties de kosten zorgvuldig berekenen. Denk eraan dat de beheerkosten voor één server veel lager zijn dan die voor meerdere individuele PC’s.
Door de nieuwe generatie intelligente terminals zou het Winframe-concept snel achterhaald moeten raken, maar voor hetzelfde geld wordt het een standaard naast X en Java.