DEN HAAG – Vóór het einde van dit jaar maakt minister Ritzen bekend welke technologische topinstituten zullen worden opgericht. Voorts zal het mes worden gezet in het aantal onderzoeksscholen. Bovendien zal de NWO-Stichting Informatica Onderzoek Nederland (Sion) in nauw overleg met de universiteiten en het bedrijfsleven een ‘Nationaal IT-onderzoeksagenda’ opstellen voor de komende tien jaar.
Dit zijn enkele onderwerpen die aan de orde komen in het Wetenschapsbudget ’97, dat op Prinsjesdag, samen met de onderwijsbegroting is gepresenteerd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het Wetenschapsbudget is een document dat sinds 1965 elke twee jaar verschijnt en de lange-termijnvisie van de overheid weergeeft op het wetenschapsbeleid.
Concrete keuzes
Het kabinet kan zich in grote lijnen vinden in de aanbevelingen van de Overlegcommissie Verkenningen (OCV). Deze is in 1992 in het leven geroepen met als doel een aantal keuzemogelijkheden te formuleren voor het onderzoeks- en wetenschapsbeleid. De commissie kwam in mei 1996 met haar eindrapport ‘Een vitaal kennissysteem. Nederlands onderzoek in toekomstig perspectief’, waarin zeventien onderzoeksthema’s zijn neergelegd. In het Wetenschapsbudget reageert het kabinet op dit eindrapport. Per kennisthema en wetenschapsgebied wordt aangegeven welke concrete keuzes het kabinet zelf maakt en voor welke programma’s het extra stimuleringsgeld wil inzetten.
Zo wil het ministerie van OC&W een stimuleringsprogramma laten ontwikkelen voor onderzoek naar zowel lange-termijninnovaties – zoals expertsystemen, autonome cognitieve systemen en van voorzieningen voor opslag, bewerking en herkenning van beeld, geluid en tekst – als naar de maatschappelijke gevolgen van de elektronische snelwegen. Het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie krijgt geld voor het digitaliseren van beeldopslag.
IT-onderzoeksagenda
Het kabinet neemt de aanbeveling van het OCV over om een ontwikkelingsplan voor het totale IT-onderzoek voor de komende tien jaar te laten opstellen. Aan de Stichting Informatica-onderzoek in Ned erland (Sion) wordt gevraagd om, in nauw overleg met de universiteiten en het bedrijfsleven, een onderzoeksagenda op te stellen, gebaseerd op de notities van de Verkenningscommissie Informatica-onderzoek. Deze commissie meent dat het zwaartepunt moet liggen op onderzoek naar computer- en netwerksystemen, data- en kennissystemen, software engineering en interactie tussen mens en machine. Vooralsnog zullen keuzes binnen de bestaande budgetten moeten worden gemaakt. Het kabinet stelt geen extra stimuleringsgelden beschikbaar. Er wordt dan ook een actieve betrokkenheid van de universiteiten en NWO verwacht bij het uitvoeren van de agenda.
Extra armslag
Volgens het kabinet is het huidige onderzoeksbestel te veel gebaseerd op ‘verdelende rechtvaardigheid’. Dat bevoordeelt de middelmaat en werkt verstarring in de hand. Om toponderzoek te stimuleren wil de regering de positie van NWO versterken en een veel grotere rol laten spelen in de verdeling van de ‘eerste geldstroom’ (het budget voor wetenschappelijk onderzoek dat via vaste verdeelsleutels rechtstreeks aan de universiteiten wordt verstrekt). Door een instellingsoverstijgend, landelijk proces van selectie kan volgens het kabinet het beste onderzoek extra armslag krijgen. Het kabinet gaat echter niet zover dat het geld uit die eerste geld stroom gaat overhevelen naar NWO. Het kiest ervoor de positie van NWO te versterken door deze organisatie een grotere invloed te geven op de verdeling van de eerste geldstroom over de universiteiten. Het gaat dan vooral om geld voor onderzoekscholen en persoonsgerichte stimulering van toponderzoekers.
Internationale allure
Het kabinet wil dat uit het nu bestaande, brede stelsel van onderzoekscholen maximaal tien scholen worden geselecteerd, die kunnen uitgroeien tot ‘centra van internationale allure’. Binnen de ‘eerste geldstroom’ wordt daarvoor een bedrag vrijgemaakt dat oploopt tot jaarlijks 100 miljoen gulden vanaf het jaar 2000. Daarvan is 30 miljoen gulden per jaar bestemd voor persoonsgerichte stimulering van toponderzoekers. NWO gaat in de verdeling van de gelden een centrale rol spelen.
Uit die ‘eerste geldstroom’ wordt nog eens 100 miljoen gulden gereserveerd voor kwaliteitsverbetering en versterking van de ‘gewone’ onderzoekscholen. De universiteiten zullen bepalen welke onderzoekscholen voor dit geld in aanmerking komen, na toetsing van NWO. Het ministerie van OC&W verwacht dat de maatregelen herstructureringsconsequenties hebben. Daarvoor komt incidenteel in 2000 15 miljoen gulden en in 2001 30 miljoen gulden beschikbaar.
NWO zelf zal de organisatiestructuur en werkwijze veranderen
om de slagvaardigheid, flexibiliteit en effectiviteit van de organisatie te verbeteren: het aantal bestuurslagen wordt teruggebracht van drie naar twee, en de selectieprocedures worden transparanter gemaakt. Doel is dat NWO uitgroeit tot ‘de nationale partner van de universiteiten bij het initiëren en faciliteren van strategisch onderzoeksbeleid’.
Topinstituten
Een Commissie van Wijzen zal de regering binnen een maand adviseren over de vraag op welke onderzoeksterreinen een Technologisch Topinstituut kan worden opgericht. Zo’n TTI richt zich op onderzoek dat van direct belang is voor het bedrijfsleven. Aan het eind van het jaar wil het kabinet bekend maken welke TTI’s er komen. Er zijn vijftien aanvragen binnengekomen, waaruit er drie tot vijf worden geselecteerd. Het ligt voor de hand dat ook (delen van) top-onderzoeksscholen bij de TTI’s betrokken worden. CZ