"Hadden we nou maar de documentatie bijgewerkt, maar daar was nooit tijd voor. Doorgaans stelde de directie aan de automatiseringsafdeling andere prioriteiten. Wat te doen met pakketten zonder broncode, en ‘spaghetti-codes’?" De ingrediënten van het ‘jaar-2000 probleem’ volgens Frits Lemmink.
Martin Healey doet op 23 augustus in zijn rubriek in Computable enige van zijn gedachten uit de doeken met betrekking tot het ‘jaar 2000-probleem’. Het artikel lezend valt mij op dat reeds in de eerste alinea alle bekende open deuren worden ingetrapt; vervolgens komt ‘de goede raad’. Ook daar kan ik niets mee. Is het antwoord op ‘het gebrek aan deskundigen’ werkelijk een ‘goede planning’? Aan budgetten gedacht? Nou, reken maar dat daar veel vraag naar komt! Tools? Wat voor ’tools’? En zo gaat het maar door!
We komen bij de laatste alinea. Daar staan vragen, alleen maar vragen. Géén antwoorden. Dat zien we trouwens meer in de IT-literatuur. Die vragen roepen om antwoorden: broncode en gegevensschema beschikbaar? Nee, in het gunstigste geval ligt er nog een source listing in de kast van de man die wegens zijn verouderde kennis moest afvloeien. Een lijst van modules waarin staat wat wat gebruikt? Nee. Ooit had iemand weleens zoiets gemaakt, maar het is nooit meer bijgewerkt.
Testen wordt dus zo goed als onmogelijk. Hadden we nou maar de documentatie bijgewerkt, maar daar was nooit tijd voor. Doorgaans stelde de directie aan de automatiseringsafdeling andere prioriteiten. Wat te doen met pakketten zonder broncode en ‘spaghetti-codes’? Die kun je alleen nog maar weggooien.
En zó komt het ‘probleem 2000’ in de wereld; het enige excuus dat mag gelden is dat schijfruimte in het verleden duur was. Zuinig dus met sectoren en tracks. Wat Big Blue toen als ‘data management’ onderwees, waren toegangsmethoden en opslagvormen. Beheer van ruimte, laat staan logisch databeheer, deed niet ter zake. Wie reorganiseert nu bijvoorbeeld het vbs-record (variable blocked spanned) als daar een paar bytes aan toegevoegd worden? Als men al de betekenis van de ‘rubrieken’ nog kent.
Het is te wensen dat de heer Healey deze antwoorden luid en duidelijk overbrengt aan zijn klanten of directieleden die hij van advies dient. Hopelijk vertelt hij hun erbij dat hun ‘onvrede met de automatisering’ zeer terecht is en voortkomt uit hun grenzeloze zelfoverschatting en het kritiekloos volgen van verkooptrucs en andere manipulaties.
Frits G.F. Lemmink