Gedistribueerde systemen hebben het probleem dat ze zoveel computers omvatten. Die computers moeten allemaal bediend worden, door specialistische technici of part-time eindgebruikers. Elke computer heeft zijn eigen software, die soms uniek is, maar vaak voor een aantal machines identiek is of zou moeten zijn.
De computers zijn onderling verbonden, lokaal op één site of op afstand via wan’s. Een netwerkstoring leidt vaak tot een verstoring van het hele systeem, zodat netwerkbeheer een hoge prioriteit heeft. Zelfs eenvoudige, gecentraliseerde systemen gebruiken netwerken om terminals aan het centrale systeem te koppelen. Omdat terminals relatief simpele apparaten zijn en alle koppelingen in één punt samenkomen, is zo’n netwerk minder flexibel, maar eenvoudiger te beheren.
Gespreide systemen hebben alleen bestaansrecht als de bedrijfstoepassing in kwestie ook gespreid is. Een duidelijk voorbeeld is de detailhandel. Elke winkel vormt een afzonderlijke eenheid, die prima bediend wordt door een lokaal systeem dat aangesloten is op lokale betaalautomaten. Deze machines worden vervolgens voor groepsverwerking aan een centraal systeem gekoppeld. De interne systemen kunnen de voordelen benutten van een flexibeler netwerk, doordat ze hiermee verbindingen kunnen leggen met andere diensten, zoals financiële systemen (betaalkaarten) en edi.
Een meer omstreden toepassing van gedistribueerde systemen is het inzetten van meerdere computers op de centrale site, veelal gekoppeld via snelle lan’s, in plaats van één groot systeem, doorgaans een mainframe. Digital was pionier op dit gebied met via Decnet gekoppelde Vax-computers. De Unix-beweging, vooral Hewlett-Packard, heeft de draad opgepakt. De beheerkosten van zo’n omgeving doen de voordelen van de nieuwere technologie echter vaak teniet. De huidige generatie mainframes, in combinatie met de sterk verbeterde software voor het automatiseren van de verwerking, maakt het noodzakelijk om de effectiviteit van zulke down-sized systemen opnieuw te bezien.
De echte problemen zijn veroorzaakt door het toepassen van het gedistribueerde concept in de PC-wereld. Elke gebruiker heeft nu een computer, zodat er vele systemen te beheren zijn. Het inzetten van groepen PC’s in een netwerkomgeving heeft het beheerprobleem verergerd, omdat zowel elke groep als de individuele PC’s de rol van afdelingsserver spelen. Iedere PC kan zowel eigen lokale gegevens en programma’s als gedeelde data en software op de afdelingsserver hebben. Deze constructie vergroot het gevaar van inconsistentie aanzienlijk.
De rechtvaardiging van gedistribueerde verwerking op eindgebruikersniveau is verbetering van het gebruikersinterface: het inmiddels bekende gui. Agressieve marketing heeft hiervan de norm gemaakt, in plaats van een oplossing in de vorm van grafische terminals, zoals de X-terminals. Dat had de problematiek beperkt tot het beheer van enkele afdelingscomputers en servers, terwijl nu al die PC’s beheerd moeten worden.
Verder compliceren de technische problemen die Dos en Windows 3.1 met zich meebrengen het PC-beheer. Alle andere systemen, van PC’s (OS/2, NT) via afdelingssystemen (Unix, OS/400, NT) tot mainframes, beschikken over multitasking-functies. Daardoor kunnen, naast de applicaties, beheer-agents (software-modules voor het beheer) draaien. Deze agents zijn op hun beurt via het netwerk door een beheertoepassing te benaderen. Ze kunnen van heel eenvoudig tot zeer complex zijn, bijvoorbeeld voor het beheer van de database. Agents op de servers kunnen bestanden bijhouden, om ervoor te zorgen dat de juiste versies van applicaties beschikbaar zijn; dit is goed, behalve dat PC’s kopieën hiervan op hun lokale schijven kunnen bewaren. Daarbij hebben alle PC-gebruikers eigen wensen, waardoor er diverse machine-configuraties in omloop zijn. Op den duur zal de volgende generatie hardware het plug and play-concept ondersteunen, zodat PC-configuraties automatisch herkend worden. Nu moeten individuele PC-configuraties echter nog steeds handmatig worden bijgehouden, en dat gebeurt zelden zorgvuldig.
Toch zal het mogelijk zijn om beheer-agents op een PC met NT of OS/2 te draaien. Dit maakt desktop-beheer veel eenvoudiger en dus goedkoper. Sommigen beweren zelfs dat die eenvoud een belangrijk argument is om Windows 3.1 te vervangen door een 32-bits besturingssysteem. Door de weerstand tegen de kosten van een upgrade zullen vele organisaties het echter vooralsnog met Windows 3.1 moeten doen.
De beheerproblematiek van gespreide systemen valt op geen enkele manier te omzeilen. Wel zijn vele organisaties zich bewust van de problemen en denken ze over recentralisatie. Intelligente terminals zullen op den duur het beheerprobleem terugbrengen tot het niveau van de server, maar niet op korte termijn. De benodigde kostbare beheer-produkten doen nu alle vermeende kostenbesparingen van gespreide systemen teniet.