De huidige interactieve computersystemen ondersteunen ofwel domme karakter-georiënteerde terminals ofwel PC’s met grafische gebruikersinterfaces (gui’s). Er bestaan nog enkele karakter-georiënteerde gebruikersinterfaces (cui’s) op oudere PC’s onder MS-Dos, maar veel zijn dat er niet.
Voor de meeste kantoorapplicaties en voor sommige transactiesystemen heeft de PC voorzien in de meer intuïtieve gui. De Apple Macintosh had het beste interface. Windows 3.1 was een armeluis-versie van het Mac-interface voor PC-gebruikers, maar de nieuwste PC-besturingssystemen (OS/2, Windows 95) hebben de Mac nu toch eindelijk ingehaald.
We hebben een hoge prijs voor het gui moeten betalen. Talrijke studies wijzen uit dat zelfs de best beheerde PC’s 10.000 tot 15.000 gulden per jaar kosten; domme terminals kosten slechts 2000 tot 3000 gulden per jaar. Een PC is beter dan een terminal, maar ik betwijfel of deze kosten voor meer dan de helft van het aantal PC-gebruikers werkelijk te rechtvaardigen zijn. Een weg terug is er echter niet meer; de meeste applicaties zullen uiteindelijk een gui hebben. De uitdaging is nu om tegen lagere kosten hetzelfde gebruikersinterface te bieden.
Een mythe die nodig ontzenuwd moet worden, is het belang van de PC. Gebruikers willen hoe dan ook een gui. Ze vragen een PC omdat ze denken dat dat de enige manier is om een gui te krijgen. De PC biedt een tijdelijke oplossing; er moet een betere komen.
Het grote probleem van de PC is dat het een computer is. Om een systeem voor honderd gebruikers met honderd clients en één server te maken, heb je 101 besturingssystemen nodig! Drie keer raden wie er belang bij heeft om de verkoop van PC’s te bevorderen … De enige oplossing voor de lange termijn is: teruggaan naar centrale multi-user systemen met terminals. Dat moeten echter geen domme, maar intelligente terminals zijn, die een PC-achtig gui kunnen bieden, zonder de bijbehorende beheerkosten.
Dat zal niet van de ene dag op de andere gebeuren, en PC’s en engineering-werkstations zullen voor sommige applicaties nodig blijven. De meeste gebruikers kunnen echter zonder bezwaar van een PC op een gui-terminal overstappen. Naarmate de hardware goedkoper wordt en de onderhoudskosten stijgen, is centralisatie het enige antwoord. Dit is geen optie, maar een onvermijdelijke ontwikkeling. Wanneer, waarheen en hoe we overgaan, zijn lastiger te beantwoorden vragen.
Er bestaat momenteel één voorbeeld van een gui-terminal: de X-terminal. X-terminals worden gebruikt in combinatie met Unix-systemen voor een scala aan technische applicaties. De X-terminal beheert het scherm (voor de vensters zorgen, muisbewegingen en andere gebeurtenissen detecteren) en wisselt berichten uit met een hoofdcomputer, die zorgt voor de gegevensverwerking. Het X-protocol is erg primitief, zodat een extra laag software moet zorgen voor de look-and-feel. Applicatieprogramma’s en het X-protocol worden zo van elkaar gescheiden. Er waren diverse kandidaten voor de look-and-feel, zoals Decwindows en Sun Openlook, maar de industrie heeft gekozen voor de Motif-standaard. Het zijn dus geen Unix- of X-, maar Motif-applicaties die moeten concurreren met Windows 95- of OS/2 presentation manager-applicaties.
Uit recent onderzoek zou blijken dat de eigendomskosten van een groot Unix-systeem met X-terminals voor 25 gebruikers over een periode van vijf jaar ongeveer de helft bedragen van de kosten van een vergelijkbaar PC-lan. Alleen leveranciers van X-terminals (Tektronix, NCD, Hewlett-Packard) willen zulke cijfers publiceren, cijfers die tussen de massale PC-advertenties niet erg zullen opvallen. Dit is echter niet de enige reden waarom X-terminals de PC nog niet van de troon kunnen stoten.
De huidige generatie X-terminals heeft drie belangrijke beperkingen. Ten eerste bestaat er een groot gebrek aan Motif-kantoorapplicaties. Ten tweede is er te weinig bandbreedte (X-terminals sturen een groot aantal berichten over het netwerk). Ten derde is de centrale hardware te duur. Probleem één wordt opgelost als een nieuwe generatie software naar overdraagbaar model is ontwikkeld. Deze programmatuur gebruikt uniforme broncode, met aparte C++ klassebibliotheken voor de verschillende systemen. Geschakelde Ethernet- of TRN-hubs zullen het tweede probleem oplossen. Voor probleem drie geldt dat de prijs/prestatie-verhouding van hardware razendsnel verbetert.
Motif/X-systemen zijn momenteel alleen in de technische sector in gebruik, maar ze kunnen ook voor andere toepassingen de moeite waard zijn. Een applicatie voor bankfilialen lijkt een goede kandidaat. Motif-applicaties zijn relatief eenvoudig te ontwikkelen, omdat de programmeertools deugen, al zijn ze vaak beperkt tot C++. Alle multisessie-eigenschappen van een gui zijn hiermee te realiseren. Bovendien is het Motif-interface zeer aantrekkelijk voor gebruikers. In dit voorbeeld zijn de beperkingen van X niet ernstig. Het ligt binnen de mogelijkheden van de huidige Unix-machines en lan’s, en het gebrek aan kantoortoepassingen is alleen maar een pre – bankpersoneel moet zich niet met ‘personal computing’ bezighouden. De voordelen zijn: geen virussen, geen versiebeheer, gemakkelijk te beheren (ook op afstand) en lagere kosten.