Waarschijnlijk vond het eerste conflict over domeinnamen op Internet plaats in 1994. Toen eiste het Amerikaanse muziekstation MTV van voormalig video jockey Adam Curry, dat hij zijn commerciële Internet-adres http://www.mtv.com wijzigde. Volgens de populaire televisiezender maakte Curry met de lettercombinatie ‘.mtv.’ in zijn adressering inbreuk op het merkenrecht.
Curry richtte in 1993 zijn domein in op Internet, maar werkte sinds eind april 1994 niet meer voor MTV. De video jockey vond dat niemand intellectueel eigendom kan claimen op een combinatie van letters die samen een elektronisch adres vormen. Een interessante benadering. Dit conflict werd bijgelegd middels een schikking.
Twee jaar later blijkt dat de domeinnamen in toenemende mate voor fikse ruzies zorgen. Niet verwonderlijk, omdat de commerciële belangen uitermate groot zijn, terwijl de juridische problematiek tegelijkertijd zowel complex als merkwaardig is.
Hoewel Internet tegelijkertijd van niemand en van iedereen is, heeft de Amerikaanse overheid een bedrijf opdracht gegeven de domeinen op het Net te registreren. In Nederland is die bevoegdheid in handen van een private stichting die voorwaarden heeft geformuleerd. Het registratiebeleid van domeinnamen verschilt dan ook van land tot land.
Bovendien kan het registratiebeleid hopeloos overhoop liggen met wettig gedeponeerde merken, handelsnamen en soms ook eigennamen. Daarbij doen zich ten minste twee situaties voor: domeinregistratie te goeder en te kwader trouw. Getuige de geschillen uit de praktijk, bieden de bestaande rechtskaders geen heldere oplossing. Zelfs bijzondere Amerikaanse regelgeving mist het vermogen om dergelijke conflicten naar behoren op te lossen. Partijen weten in binnen- en buitenland dus niet waar ze aan toe zijn.
Dat deze rechtsonzekerheid geen goede zaak is, laat zich raden. Internet is per definitie een wereldwijd en letterlijk grenzeloos computernetwerk. Het ligt dan ook voor de hand dat de registratie van domeinnamen mondiaal wordt geharmoniseerd. Wie neemt het voortouw? Misschien kunnen we wat leren van de ervaringen van de post, de telegraaf of de telefoon?