Eind juni verscheen het rapport ‘Geen toekomst zonder informatica; Toekomstverkenning informatica 1996-2005’, dat echter nauwelijks reacties te weeg heeft gebracht. Die lauwe ontvangst is begrijpelijk. Het is het zoveelste rapport waarin wordt geconstateerd dat er wat schort aan IT-onderwijs en -onderzoek, en waarin geconcludeerd wordt dat er passende maatregelen moeten worden genomen. Bovendien lijkt het de betrokken partijen eigenlijk nauwelijks te interesseren.
De IT-industrie klaagt weliswaar al jaren steen en been over de slechte aansluiting van het onderwijs op de behoefte van het bedrijfsleven, maar heeft tot nu toe bijzonder weinig initiatieven ontplooid om hieraan daadwerkelijk iets te doen.
Volgens Daan Rijstenbrij, manager bij Cap Volmac, deeltijd-hoogleraar en mede-opsteller van het rapport, is alleen minister Ritzen in staat om de ontstane impasse te doorbreken. Hij bepleitte een saneringsslag in het IT-onderwijs en -onderzoek ‘met de kracht van Philips’ Centurion’.
Rijstenbrij raadt de overheid aan het geld dat zij nu wil besteden aan het stimuleren van samenwerking tussen universiteiten en het bedrijfsleven, te gebruiken om de universitaire wereld te saneren. Als onderwijs en onderzoek sterk genoeg zijn, dan komt het bedrijfsleven volgens hem vanzelf wel met opdrachten.
Velen zullen de stelling van Rijstenbrij kunnen onderschrijven. De onderwijs- en onderzoekswereld is hopeloos verdeeld. Hobbyisme en het vasthouden van eigen posities blijken hier een grotere rol te spelen dan de zorg voor een goed klimaat waarin onderwijs en onderzoek kunnen gedijen. Het is echter wat al te gemakkelijk om de schuld uitsluitend bij de universiteiten te leggen. Op de informatica-faculteiten zijn talloos veel mensen uit het bedrijfsleven als deeltijd-hoogleraar gedetacheerd. Wat hebben zij de afgelopen jaren gedaan om verbetering in de situatie te brengen?