DEN HAAG – Het is voor de economie van groot belang dat de Nederlandse software-industrie doordringt tot de ‘internationale eredivisie. Daartoe moeten wetenschappers, bedrijfsleven en overheid een ‘Nationale onderzoeksagenda’ voor strategisch informatica-onderzoek ontwikkelen. In het voortgezet en hoger onderwijs dient meer aandacht geschonken te worden aan gebruik van IT-toepassingen, met name voor niet-informatici.
Dit concludeert de Verkenningscommissie Informatica (VCI) in het rapport "Geen toekomst zonder informatica; toekomstverkenning informatica 1996-2005". Voorzitter professor Van Hee overhandigde het eerste exemplaar van het rapport vorige week aan de ministers Ritzen en Wijers van respectievelijk Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Economische Zaken.
Toekomst-scenario
In het rapport wordt een toekomstbeeld geschetst van de toepassingsmogelijkheden van informatiesystemen en de economische en maatschappelijke gevolgen daarvan. Volgens de VCI zullen informatici zich steeds meer gaan bezighouden met het assembleren en ontwerpen van software-componenten dan met het klassieke programmeren. Dat heeft consequenties voor het toekomstig informatica-onderwijs en -onderzoek.
De commissie onder leiding van Van Hee heeft een viertal scenario’s beschreven waarvan er één, Nederland als integratie- en handelsland, het meest haalbaar wordt geacht. In dit scenario zal Nederland uitgroeien tot een centrum voor software-integratie en voor wereldwijde handel in softwarepakketten, -componenten en hulpmiddelen. Een essentiële voorwaarde voor de realisatie van dit scenario is volgens de commissie de uitbreiding van informatica-onderzoek en -onderwijs.
Onderzoek
Om voldoende strategisch IT-onderzoek van de grond te krijgen zouden wetenschappers, bedrijfsleven en overheid een ‘Nationale onderzoeksagenda’ moeten samenstellen, waaraan alle betrokkenen zich committeren. Dat is volgens de commissie de enige manier om versnippering van onderzoeksinspanning te voorkomen en de kennistransfer met het bedrijfsleven tot stand te laten komen. Daarnaast zouden universiteiten meerjarige contracten dienen af te sluiten met de software-industrie voor het verrichten van toegepast, strategisch IT-onderzoek. De overheid kan dergelijke contracten bevorderen door het verlenen van subsidie. Ook vindt de commissie dat de overheid het initiatief moet nemen tot de oprichting van een "nationale investeringsbank voor software-fabrieken". Dat geeft pas-afgestudeerden en gepromoveerden de kans een eigen software-bedrijfje te starten. Het is belangrijk dat de software-industrie zich transformeert van detacheringsbedrijven en software-aannemers naar softwarefabrieken. Slechts dan kan software niet alleen als ondersteunend bedrijfsmiddel, maar ook als zelfstandig verhandelbaar en exporteerbaar produkt worden gepositioneerd.
Daarnaast zouden de universiteiten zich meer behoren te richten op experimenteel of autonoom onderzoek. De commissie pleit om hiervoor meer financiële middelen toe te kennen en de financieringsgrondslag te veranderen.
Onderwijs
De commissie vindt voorts dat de huidige versnippering van de informatica-opleidingen contraproduktief werkt. Zij pleit ervoor om de vele varianten te coördineren en, waar mogelijk, te integreren. Het IT-onderwijs in het middelbaar onderwijs dient in de optiek van de commissie te worden versterkt met een betere infrastructuur. Daarbij valt te denken aan goede opleidings- en nascholingsmogelijkheden voor docenten, de ontwikkeling van lesmateriaal en het ruimer beschikbaar stellen van ondersteunende hulpmiddelen. Van Hee had het tijdens zijn presentatie ondermeer over een "openbare Internet jaarkaart". In het voortgezet en hoger onderwijs dient er meer aandacht te komen voor het praktisch gebruik van informatica. Met name de verbetering van het onderwijs voor niet-informatici acht de commissie van groot belang.
Reactie
Het rapport van de VCI is geschreven in opdracht van de Overlegcommissie Verkenningen (OCV) die in 1992 door minister Ritzen werd ingesteld. De VCI bestond uit zeven hoogleraren, van wie er vijf naast hun part-time professoraat ook in het bedrijfsleven werkzaam zijn: Van Hee (Bakkenist), Feijs (Philips), Rijsenbrij (Cap Volmac), Vissers (Telematica Research Centrum) en Vytopil (Origin).
Het ligt in de bedoeling dat minister Ritzen in september een reactie geeft op het rapport van de Verkenningscommissie Informatica. Dan verschijnt het "Wetenschapsbudget". CZ