"Twee mensen kunnen dezelfde kennis hebben, maar niet dezelfde intelligentie", stelt Noam Shalgi. Naar aanleiding van Ruud Pruijms column betoogt Shalgi dat intelligentie per definitie het eigendom van haar drager is.
In zijn column Intelligentie: eigendom? (12 april 1996) haalt Ruud Pruijm twee belangrijke begrippen door elkaar: kennis en intelligentie.
Kennis is een (symbolische? expliciete?) representatie van bepaalde aspecten van een bepaald terrein. Kennis maakt het mogelijk gegevens of informatie om te zetten naar meer informatie. Intelligentie is het mechanisme dat deze omzetting uitvoert. Denk bijvoorbeeld aan een op regels gebaseerd kennissysteem: de regels geven de kennis weer, en het inferentie-mechanisme, dat de regels activeert, functioneert als intelligentie.
Intelligentie zelf zit in ons hoofd, terwijl kennis slechts een beschrijving is van iets buiten ons. Twee mensen kunnen daarom dezelfde kennis hebben, maar niet dezelfde intelligentie. Let op: ik praat over de inhoud van hun intelligentie, niet over de omvang. De persoonsgebondenheid is ook de reden waarom kennis overdraagbaar is en intelligentie niet. Intelligentie kan niet doorgegeven worden. Hoogstens kan men een ander proberen te helpen dezelfde hoeveelheid intelligentie te ontwikkelen. Wat niet door te geven valt, kan alleen maar eigendom zijn van de drager. Intelligentie kan dus per definitie niet anders zijn dan het eigendom van haar drager.
Conservatisme
Wat Pruijm ‘plakkerigheid’ noemt, geldt niet voor intelligentie. Er is geen reden om te denken dat hoe intelligenter iemand is, hoe sneller hij nog intelligenter kan worden. Kennis is per definitie wel ‘plakkerig’. Hoe meer kennis men heeft, des te gemakkelijker het is om nog meer kennis te verkrijgen. Intelligentie maakt dit gedrag mogelijk. Daarom is ook het zoeken naar meer kennis in zekere mate beperkt tot het werkingsgebied van dezelfde intelligentie. Hoe meer kennis persoon A heeft, des te gemakkelijker kan persoon A nog meer kennis verkrijgen, maar dat heeft geen invloed op het verwerven van kennis door persoon B.
De conclusie luidt dat er geen reden is om te denken dat kinderen van intelligente en kennisrijke ouders zelf ook intelligent en kennisrijk worden. De omvang van hun kennis en intelligentie is afhankelijk van ondermeer veel andere maatschappelijke en biologische factoren. De enige reden om te denken dat zo’n afhankelijkheid wel bestaat is conservatisme.
Desalniettemin bestaat er inderdaad een paradox: kennis en intelligentie zijn medebepalend voor de economische (markt?) waarde van hun drager. Hoe hoger de waarde is, des te meer produktiviteit van de drager wordt verwacht. Dus: hoe intelligenter en kennisrijker men is – des te minder vrije tijd heeft men …. Helaas.
Noam Shalgi MSc, consultant kennistechnologie bij CMG Finance te Amstelveen