Multi-user-systemen vereisen verschillende servers, vooral als de verwerking verdeeld is over meerdere computers in een client/server-architectuur. Een eerste vereiste is het gemeenschappelijk gebruik van printers, bestanden en communicatiepoorten op logisch niveau. De nadruk ligt op logisch en niet op fysiek; een printer-schakelaar is nuttig, maar met een print-spooler kunnen meerdere gebruikers ogenschijnlijk gelijktijdig dezelfde printer gebruiken.
Het gemeenschappelijk gebruik van bestanden en printers was de belangrijkste functie van de eerste PC-lan’s, eenvoudigweg omdat de PC-besturingssystemen, met name Dos, geen hogere functies over het netwerk ondersteunden. Daardoor waren de eerste marktleiders bestandsservers die een ‘virtuele Dos-omgeving’ boden. Netware en NFS domineren deze markt, maar staan nu onder druk van NT Server en OS/2 Warp Server.
Inmiddels is men het erover eens dat een multi-user-toepassing minimaal een gemeenschappelijke database vereist. Produkten als Btrieve, Sybase, Oracle, DB2 en SQL Server vechten om marktaandeel in de eerste generatie client/server-systemen. Besturingssystemen met ingebedde databases, vooral OS/400, zijn optimaal geschikt als servers voor PC-clients.
De eerste systemen waren vooral bedoeld voor kantoorapplicaties; tegenwoordig dekken ze een breder scala aan toepassingen, inclusief complete transactieverwerkende applicaties. Er ligt een goede mogelijkheid om kantoor- en bedrijfstoepassingen te integreren. Dit geldt vooral voor applicaties die direct met de klant communiceren. Dat vereist nieuwe servers. Bovendien zijn uitgebreidere communicatiepoorten nodig voor de integratie van zowel nieuwe als oude gedistribueerde netwerken. Transactieverwerkende monitoren bieden foutherstel en integratie met legacy-systemen. Omdat het belang van beveiliging groeit is een centrale beveiligingsserver noodzakelijk. Gespecialiseerde databases voor groepswerken, zoals Notes en Exchange, zijn belangrijke voorbeelden van zulke gemeenschappelijke diensten. De groei van Internet heeft een grote vraag naar Web-servers geschapen, niet alleen voor het Net zelf, maar ook voor particuliere Intranets.
Op dit moment vormt het gebrek aan robuuste standaarden het grootste struikelblok. Daardoor moeten client-toepassingen geschikt gemaakt worden voor een groot aantal gelijkwaardige maar incompatibele servers. Een voorbeeld: de client-software en bijbehorende api’s voor het benaderen van een Oracle database-server zijn incompatibel met vergelijkbare client-software voor een Ingres-database. Bij groupware is de situatie beter. Lotus Notes domineert deze markt volledig en is een de facto standaard geworden. Microsoft probeert dat echter te veranderen met Exchange. Web-servers werken gelukkig volgens een volledig ondersteund de facto standaard-protocol (Html/Http). Zelfs de pogingen van Microsoft om deze standaard om te buigen zijn tot nu toe op niets uitgelopen.
Uiteindelijk moeten gebruikers de keuze maken. De consequentie daarvan is dat ze gedurende langere tijd aan een produkt vastzitten. De leveranciers van serverprodukten moeten hun software geschikt maken voor het brede scala aan besturingssystemen en hardware dat beschikbaar is voor het server-platform. Sommige server-platformen ondersteunen daardoor bepaalde produkten beter dan andere platformen, wat de gebruikersorganisaties nog meer beperkingen oplegt.
Op dit moment biedt Unix de best ontwikkelde markt voor servers, doordat het het oudst is. Eenvoudig is de situatie echter niet; ondanks pogingen om de Unix api’s te standaardiseren, gebruiken veel server-produkten interne besturingssysteemfuncties, zoals device drivers, en zijn de diverse Unix-versies intern incompatibel. Door third-party-produkten gaan HP/UX, AIX en Solaris de Unix-wereld domineren.
Microsofts alternatief is NT, een aantrekkelijke optie voor nieuwe servers, maar zonder de multi-user-applicaties die Unix kan bieden. NT kan op de lange termijn het antwoord blijken te zijn. Dit zal gevolgen hebben voor Unix, maar dat duurt minstens nog enkele jaren, omdat het huidige produkt niet meer dan drie à vier processoren aankan. Microsoft wil ook liever eigen server-produkten verkopen dan de in de Unix-wereld populaire third-party-produkten. SQL Server bijvoorbeeld vormt op de lange termijn een bedreiging voor Oracle, Sybase en dergelijke.
Met een project onder de codenaam Eagle stapt IBM nu ook in de ring. IBM domineert het mainframe-segment met het besturingssysteem MVS en servers als DB/2 en Cics. OS/400 is de ideale mid-range-server, maar valt moeilijk buiten eigen kring te verkopen. Eagle voorziet in een verzameling servers (allemaal IBM-produkten) die onafhankelijk van het server-platform een consistente de facto set client-api’s bieden. Omwille van de schaalbaarheid zullen deze uitgebreide IBM ‘applicatie-servers’ (DB/2, Cics, Notes, Web, Security enzovoort) allemaal voor drie platforms geleverd worden: OS/2, NT en AIX. Merk op dat NT hier expliciet bij inbegrepen is en dat andere Unix-versies zullen volgen. Om het doel van Eagle te bereiken moeten alle servers worden afgeleid van dezelfde broncode. Dit sluit MVS uit, hoewel ze kunnen samenwerken (Cics/AIX met Cics/Esa bijvoorbeeld). De volledige implementatie van Eagle duurt nog even, maar het is een agressief en boeiend concept, dat het oude IBM niet eens overwogen zou hebben.
De deur staat nu open voor servers op een hoger niveau: het concept van standaard bedrijfsobjecten. De Object Management Group werkt inmiddels aan dit onderwerp.