Uitwisselen van gegevens vormt een essentieel onderdeel van de aanpak van uitkeringsfraude. Wil men voorkomen dat de primaire werkprocessen worden verstoord door het uitzoeken van (fraude-)meldingen, dan dient de doelmatigheid van gegevensuitwisseling meer nadruk te krijgen. De mogelijkheid daarvoor is al aanwezig, stelt mevr. drs E.C.P. Lyre.
In het artikel: "Pak uitkeringsfraude preventief aan" van E. van der Slik in Computable, 23 februari 1996, wordt de kern van de zaak geraakt. Terecht stelt hij, dat niet de manier waarop informatie wordt uitgewisseld bepalend is, maar de gebruikswaarde van de uit te wisselen of op te vragen informatie.
Zoals Van der Slik aangeeft, betekent tijdige onderkenning van fraude een vermindering van de zware administratieve last om meldingen uit te zoeken, die betrekking hebben op – wellicht – frauduleuze situaties van anderhalf of twee jaar geleden. Het normale administratieve proces wordt zo minder verstoord. Daarnaast kan tijdige informatie voorkomen, dat invordering vrijwel onmogelijk wordt en de uitkeringsgerechtigden in een uitzichtloze schuldensituatie terecht komen.
De meest tijdige informatie is die, waarmee fraude kan worden voorkomen. Terecht legt men bij de aanpak van uitkeringsfraude bij Sociale Diensten de nadruk op de poortwachtersfunctie. Reeds bij de aanvraag van een uitkering moet een controle op het recht op uitkering plaatsvinden.
De controle op inkomsten uit arbeid en werknemersverzekeringen is een belangrijk onderdeel van de poortwachtersfunctie.
Aangezien de bedrijfsverenigingen de meest actuele informatie hierover hebben, is een raadpleegfunctie voor de Sociale Diensten op de gemeenschappelijke verwijsindex (gvi) van de bedrijfsverenigingen een mogelijkheid om die controle uit te oefenen.
Tegelijkerijd moet echter worden onderkend, dat de informatie over inkomsten uit arbeid minimaal zes tot acht weken na het aangaan van het dienstverband in de gvi wordt opgenomen. Hierdoor is sluitende controle bij de aanvraag van een uitkering niet mogelijk, en blijft een achteraf-controle altijd nodig.
Daarnaast blijft uit het oogpunt van handhaving een controle nodig op wijzigingen in de situatie van de uitkeringsgerechtigde, nadat de uitkering is toegekend. Deze controle kan geïnitieerd worden door de uitvoerder van de wet, de Sociale Dienst. Dat betekent wel, dat voor iedere uitkeringsgerechtigde een individuele periodieke controle moet worden uitgevoerd. Indien de frequentie van die controle (te) laag is, loopt men het risico op een onnodig hoog schadebedrag. Bij een te hoge frequentie, bestaat de kans op veel onnodig opvraagwerk.
Onderzoekswaardige informatie
Vanuit deze achtergrond is een periodieke bestandsvergelijking – eventueel naast een raadpleegfunctie – een efficiënte wijze om een sluitende controle in te richten.
Daarbij is het echter van groot belang dat de bestandsvergelijking niet alleen ‘kale’ ‘samenloopinformatie’ oplevert, maar met name onderzoekswaardige informatie zoveel mogelijk is geselecteerd op mogelijke fraude.
Deze informatie is te vervaardigen door matching van gegevens uit verschillende bestanden, waarmee terechte samenloop en/of reeds bekende informatie wordt gefilterd. Daarnaast kan de aldus verkregen fraude-informatie worden verrijkt met aanvullende informatie. Zo worden er fraudesignalen geleverd in plaats van uitzoekwerk.
Voor de fraudebestrijding bij werknemersverzekeringen geldt hetzelfde. Ook daar is men gebaat bij zo min mogelijk uitzoekwerk naar aanleiding van (fraude-)meldingen.
Inmiddels is bij de bedrijfsverenigingen ervaring opgedaan met gegevensuitwisseling. De in 1994 ingerichte gemeenschappelijke verwijsindex (gvi) heeft aangetoond dat koppeling van gegevens het benodigde inzicht geeft in samenloop van uitkeringen en/ofinkomsten uit arbeid, maar dat daarmee nog geen indicatie over onterechte samenloop wordt verkregen. Door de veranderingen in de wetgeving neemt geoorloofde (dus terechte) samenloop van uitkeringen en/of inkomsten uit arbeid immers alleen maar toe.
Het aantal gevallen van samenloop dat de gemeenschappelijke verwijsindex wekelijks produceert, is dermate groot en bevat bovendien zoveel meldingen van terechte samenloop, dat het handmatig uitzoeken van alle gevallen niet doelmatig is.
Het gaat erom dat de fraude-informatie ‘onderzoekswaardig’ is en tevens – zoveel mogelijk – is verrijkt met achterliggende relevante gegevens.
Voor de bedrijfsverenigingen, die bij GAK Nederland BV hun administratie hebben ondergebracht, is inmiddels een systeem ontwikkeld om onderzoekswaardige ‘samenloopinformatie’ te vervaardigen door middel van interne matching van gvi/dienstverbandgegevens met uitkeringsgegevens. Daarmee is het totaal aantal uit te zoeken samenloopgevallen teruggebracht van gemiddeld circa 18.000 per week naar gemiddeld circa 4500 per week. En voor een specifieke risicogroep daarbinnen geldt zelfs een vermindering van ongeveer 10.000 per week naar circa 1800 per week.
Parallelle informatiebehoefte
Het ligt voor de hand om de ervaring van bedrijfsverenigingen met onderzoekswaardige meldingen, te benutten voor de fraudebestrijding bij de Sociale Diensten. Daarbij is ook gebruik te maken van speciale selectiemethoden voor bepaalde risicogroepen. Het is aannemelijk dat er grote overeenkomst bestaat tussen de risicogroepen voor bedrijfsverenigingen en die voor de Sociale Diensten.
Het is dan ook zinvol om de Sociale Diensten te laten meeliften met de ervaring die inmiddels bij de bedrijfsverenigingen is opgedaan. In het geval van GAK Nederland BV kan dat door een periodieke controle van het bestand – of een selectie daarvan – van een Sociale Dienst. Met welke frequentie deze bestandsvergelijking moet worden uitgevoerd en welke aanvullende informatie geleverd wordt, is afhankelijk van de behoefte van de Sociale Dienst.
Selecties voor het vervaardigen van fraude-informatie zijn per definitie maatwerk. Een dergelijke methode helpt tevens om de informatieverzoeken aan de betrokken werkgevers (en de uitvoerders van de werknemersverzekeringen) te beperken.
De manier waarop Sociale Diensten hun fraudebestrijding inrichten, kan in eerste instantie plaatsvinden op basis van bilaterale afspraken. Daarmee kan men de mogelijkheden verkennen tegen minimale kosten.
Het is belangrijk dat de vervaardiging van fraude-informatie een kwestie van maatwerk is. Bovendien is het aan te bevelen om deze op flexibele wijze in te richten. In de praktijk zal namelijk blijken dat steeds weer andere gegevensbronnen en selecties – al dan niet op basis van risico-analyse – nodig zijn om in te spelen op de steeds weer nieuwe vormen van fraude en veranderende wetgeving.
Fraudebestrijding moet net zo flexibel zijn als de fraudeur (en de wetgever).
Het uiteindelijke doel is om met een succesvolle preventieve aanpak en een tijdige en doelgerichte controlemethodiek de administratieve belasting van fraudebestrijding aanzienlijk te verminderen en de doelmatigheid ervan te verhogen.
Mevr. drs E.C.P. Lyre is manager fraude-informatie bij
de Unit Handhaving, GAK Nederland BV.