BERKSHIRE – Steeds meer organisaties overwegen de implementatie van Parallel Sysplex – IBM’s architectuur voor het koppelen van mainframes tot één grote gegevensverwerker. Hoewel in Europa slechts zeer weinige van deze systemen operationeel zijn, blijkt uit de eerste ervaringen dat zowel prestaties als kosten tegenvallen.
Dit meldt de Britse uitgever Xephon in zijn publikatie Inside IS, een toonaangevend medium voor gebruikers van mainframes. "Zoals de prestaties van cmos achterblijven bij IBM’s beweringen, zo ook blijven die van Parallel Sysplex achter volgens metingen in het veld", aldus de nieuwsbrief.
In antwoord op deze bevindingen publiceerde IBM een white paper waarin de verschillen ‘verklaard’ worden. Xephon beschouwt dit geschrift echter als onbetrouwbaar omdat het "onnauwkeurigheden, opzettelijke vergissingen en onredelijke conclusies" bevat.
Puntsgewijs haalt Xephon de beweringen van IBM onderuit. Zo zouden de kosten van een traditionele ES/9000-9021 40 procent hoger zijn dan die van twee IBM 9672 cmos-mainframes in een Parallel Sysplex. Xephon: "Omdat de 9021 even veel kost als het cmos-systeem liggen de software-kosten op gelijk niveau. Het enige verschil in exploitatiekosten zit dan ook in de energierekening. Deze maakt echter slechts 1 procent uit van de totale kosten van aanschaf, onderhoud en software."
Meer mips nodig
"De realiteit is dat er meer cmos-mips in een Sysplex nodig zijn dan mips van een 9021 in een traditionele configuratie om hetzelfde werk te verrichten. Derhalve liggen de kosten voor cmos veel hoger." Als gevolg hiervan raadt Xephon gebruikers aan met IBM te onderhandelen over de beste prijs van een traditionele configuratie om in de laatste fase een vergelijkbare cmos-configuratie voor 40 procent minder te bedingen.
IBM beweert verder dat de capaciteitstoename van een cmos-complex een factor 1,95 is bij verdubbeling van het aantal processoren. Ter vergelijking: deze factor zou ‘slechts’ 1,81 zijn in een traditionele omgeving. Xephon betwist de hoogte van de cmos-factor. Bovendien betaalt de gebruiker in de traditionele omgeving het werkelijke aantal mips, terwijl bij de cmos twee keer de mips-prijs betaald moet worden en er slechts een factor 1,95 capaciteitswinst verkregen wordt.
"Door de overgang van een 4-weg naar een 8-weg machine te beschrijven, vermijdt IBM bovendien het werkelijke probleem van Parallel Sysplex: bij de vaker voorkomende overgang van een 1-weg naar een 2-weg wordt slechts een capaciteitswinst van 1,5 geboekt."
Toenemende overhead
De door Sysplex gecreëerde overhead speelt IBM parten op meer fronten: hoe groter de uni-processor, des te meer overhead en des te meer capaciteit gaat verloren. Zo creëert een ecl-processor (9021-711) in een Sysplex opgenomen circa 25 procent overhead, een cmos van de tweede of derde generatie 17 procent en een cmos van de eerste generatie 14 procent.
"Hoewel het prestatie-niveau van cmos dat van ecl snel inhaalt, zal bij gelijke capaciteit ook de overhead gelijk zijn – zo’n 25 procent. Slecht nieuws dus." Xephon denkt wel dat deze getallen voor verbetering vatbaar zijn als er snellere koppelingsfaciliteiten beschikbaar komen. "Maar dat wordt dan weer betaald met meer mips in deze faciliteit zodat het totale kostenplaatje niet veel verbetert."
Al met al beweerd Xephon dat het nadeel van cmos-technologie alleen maar toeneemt als de capaciteit ervan groeit. Dit verleidt de auteur tot de uitspraak dat hij hoopt "dat Hitachi het white paper van IBM leest en doorgaat met de ontwikkeling van de hybride Ace-technologie. Zelfs IBM erkent nu dat dit de meest gepaste oplossing is."
Langer wachten
Uit metingen in de praktijk blijkt volgens Xephon dat onmiddellijk na implementatie van Parallel Sysplex een overhead van zo’n 25 procent ontstaat. Uitbreiding naar meerdere cmos-processoren verslechtert dit niet opzienbarend. De responstijd blijft echter groeien: een 9021 ecl-mainframe, gekoppeld aan een 8-weg 9672 geeft een twee keer langere wachttijd dan een alleenstaande 9021.
Overigens zijn deze cijfers berekend voor een volbelaste configuratie. Metingen in de praktijk – waarin zelden of nooit een belasting van 100 procent bereikt wordt – leveren een nog slechter beeld voor Parallel Sysplex op. In de praktijk is maximaal 85 procent belasting van het Sysplex bereikt. Dit is 10 procent lager dan de 95 procent van een traditionele configuratie. In dit geval kruipt de overhead op tot 30 procent. De doorvoer daalt zelfs met 33 procent.
Als de mips van de koppelingsfaciliteit ook nog in de berekening betrokken worden, daalt de doorvoer zelfs met 42 procent. Dit betekent dat een gebruiker maar liefst 70 procent meer capaciteit moet inzetten om dezelfde hoeveelheid werk te verrichten in een Sysplex-omgeving. Bovendien worden de responstijden in dit geval twee keer zo lang.
Xephon komt tot de conclusie dat het installeren van een Parallel Sysplex niet goedkoper, maar juist fiks duurder is dan een traditionele omgeving. Afhankelijk van de belasting en de mate van gegevensuitwisseling tussen de diverse cmos-systemen – meer uitwisseling eist meer capaciteit van de koppelingsfaciliteit – valt Sysplex zo’n 8 tot 55 procent duurder uit dan het traditionele ‘monolithische’ mainframe. MU
Responstijden
De capaciteit en responstijden van Parallel Sysplex zijn belangrijk slechter dan in een vergelijkbare traditionele mainframe-omgeving. Dit zijn de resultaten van testen die uitgevoerd zijn met een in de praktijk maximum te bereiken belasting van het systeem. Voor Parallel Sysplex ligt deze belasting op 85 procent, zo’n 10 procent lager dan voor ecl-omgevingen (bron: Xephon 1996).
Type | Mips | Tps | Respons -tijd (gem.) | Efficiency (doorvoer) | Responstijd |
9021-821 (ecl) | 136 | 195,4 | 105 | 100% | 100% |
9021-821 plus 9672 2-weg (cmos) | 292 | 293,0 | 155 | 70% | 148% |
9021-821 plus 9672 8-weg | 760 | 769,8 | 212 | 70% | 202% |