KOBE – De VS, EU, Japan en Canada, zijn dichtbij een wereldwijd akkoord gekomen om de handel in IT-produkten verregaand te liberaliseren. De Europese Unie is in principe bereid de invoerheffingen op halfgeleiders, PC’s en andere computerapparatuur te schrappen, terwijl ook over de openstelling van de telecommunicatie-markt voor Amerikaanse en Japanse ondernemingen valt te praten.
Na twee dagen van overleg in het Japanse Kobe bleek afgelopen weekeinde een ‘Information Products Agreement’ (IPA) voorlopig nog niet haalbaar. Het akkoord liep stuk op een conflict tussen de Europese Unie en de VS. Inzet van deze ruzie is de openstelling van de Japanse markt voor halfgeleiders. Tussen de VS en Japan bestaan afspraken over het aandeel van buitenlandse chipfabrikanten. Op 21 juli loopt deze overeenkomst, die de Amerikaanse industrie meer toegang geeft tot de Japanse markt, echter af. Tussen Amerika en Japan bestaat onenigheid over de vraag wat na het aflopen van de overeenkomst moet gebeuren. Amerika wil een nieuwe overeenkomst, terwijl Japan dit onnodig vindt. Beide landen zijn het met elkaar eens dat de Europese Unie zich buiten dit geschil moet houden. Brussel heeft volgens hen geen recht van spreken, zeker niet nu het nog tamelijk hoge tarieven hanteert. Bovendien vinden ze de opstelling van de EU vreemd.
EU ligt dwars
De EU vindt eigenlijk dat er helemaal geen nieuwe overeenkomst tussen de VS en Japan moet komen, maar wenst wel deel uit te maken van een eventueel akkoord. De Amerikaanse regering wil deze kwestie buiten het overleg over een ‘Information Products Agreement’ laten.
Bovendien wachten de regeringen in Washington en Tokio op de uitkomsten van overleg tussen halfgeleider-producenten uit Amerika en Japan. Deze fabrikanten zullen elkaar op 26 april ontmoeten in Hawaii.
Europees commissaris voor Handel, Sir Leon Brittan, is echter niet van plan voor deze argumenten te wijken. Hij speelde dit punt afgelopen weekeinde hard. Het gevolg was dat de handelsministers van de vier mogendheden afgelopen zondag zonder veel resultaat naar huis moesten gaan, hoewel met name over de openstelling van de telecommunicatie-markt de nodige vooruitgang werd geboekt. Nu het begin deze week niet lukte een gemeenschappelijk voorstel te doen, wordt het moeilijk vóór 30 april in WTO-verband (World Trade Organization) overeenstemming bereiken. Op Koninginnedag loopt namelijk de termijn af, die is gesteld om op gebied van telecommunicatie een akkoord te sluiten. Het ontbreken van een gemeenschappelijke richtlijn maakt het onwaarschijnlijk dat de 51 lidstaten van de WTO hun markten liberaliseren.
Overigens bestaan er ook op dit gebied nog verschillen tussen Europa en de VS. Enkele EU-lidstaten waaronder Frankrijk, België en Spanje willen maar in beperkte mate buitenlandse aandeelhouders in hun nationale telecommunicatie-bedrijven toestaan. Dat ergert de Amerikanen. Volgens hen moeten ook Canada en Japan zich inschikkelijker opstellen. Anderzijds irriteert het de EU dat de Verenigde Staten de markt voor onderzeese telecommunicatie-kabels afsluit voor buitenlandse concurrentie. Volgens Leon Brittan is de EU bereid tot concessies, als Amerika dat ook doet. De algemene verwachting is dat beide blokken er op dit punt wel uit kunnen komen. Een gematigd optimisme lijkt gerechtvaardigd. Als het lukt, dan zal het nog wel nodig zijn de snel opkomende landen in Azië en Latijns-Amerika tot verdergaande stappen te bewegen in de richting van liberalisatie. Corr.