AMSTERDAM – LCI Computer Group heeft een behoorlijk deel van de winst over 1995 te danken aan het toepassen van boekhoudkundige handelingen die over het algemeen niet geassocieerd worden met financiële kracht. Ook wat betreft de solvabiliteit staat het bedrijf er minder rooskleurig voor dan op het eerste gezicht lijkt.
Sinds de twee jaar dat Sam Asseer directievoorzitter is van de LCI Computer Group staat er een nieuwe post op de balans: de immateriële vaste activa. Onder die noemer worden onderzoeks- en ontwikkelingskosten opgevoerd als een investering. In plaats van de kosten meteen van de opbrengsten af te trekken, zoals gewoonlijk is bij de meeste kosten, worden ze over vijf jaar verspreid afgeschreven. Voordeel: het netto resultaat ziet er veel beter uit.
Vorig jaar, toen LCI na een verliesgevend 1993 een winst van 1,2 miljoen gulden over 1994 presenteerde, werd voor het eerst gemeld dat er kosten gemaakt waren die in aanmerking kwamen voor een boekhoudkundige behandeling als die van investeringen.
‘In de tweede helft van 1994 heeft LCI een nieuw concept voor aansluitapparatuur ontwikkeld,’ zo staat er in het betreffende jaarverslag. ‘Dit nieuwe concept zal gedurende een lange tijd de basis vormen voor de introductie van een reeks van produkten. De hieraan gerelateerde ontwikkelingskosten van 833.000 gulden zijn opgenomen als immateriële vaste activa.’ Met andere woorden: die kosten worden niet opgevoerd als bijvoorbeeld salarissen of overige bedrijfslasten, maar als ‘een bezit’. Was voor eerstgenoemde mogelijkheid gekozen, dan zou de nettowinst in dat jaar – toch al niet florissant hoog – gehalveerd zijn.
2 Miljoen gulden
In het jaarverslag van LCI over 1995, dat vorige week verscheen, komt ‘het nieuwe concept’ wederom ter sprake. Ging het een jaar eerder echter om een ‘in de tweede helft van 1994’ ontwikkeld concept, nu heet het ineens een ‘vanaf de tweede helft van 1994’ ontwikkeld concept. Maar uit niets blijkt dat het om een ander concept gaat dan het in het jaarverslag van 1994 genoemde.
Het feit dat een en ander schijnbaar toch niet zo ‘af’ was als men gedacht had, heeft natuurlijk gevolgen voor de betreffende kosten. En inderdaad: de post immateriële vaste activa is eind 1995 opgelopen tot ruim 2 miljoen gulden. Dat scheelt wederom een forse slok op de winstborrel. Belastingen in aanmerking genomen zou de winst volgens voorzichtiger accountancy-maatstaven geen 3,2 miljoen, maar ruim 2,0 miljoen gulden bedragen.
Het staat buiten kijf dat het activeren van R&D-kosten niet tegen de regels is, maar de vraag is hoe LCI zeker kan weten of de gemaakte kosten ook werkelijk opbrengsten zullen gaan genereren.
Het spreekt vanzelf dat daar volgens directievoorzitter Sam Asseer niet aan getwijfeld hoeft te worden. In zijn reactie geeft hij overigens geen uitsluitsel op de vraag of het genoemde concept nu in 1994 is ontwikkeld of niet. "Research and development is een voortgaande activiteit," zegt hij, "tot en met 1993 deed LCI niets anders dan printers verkopen, maar R&D is noodzakelijk om voor onze cliënten de juist oplossingen te vinden als het gaat om het op elkaar afstemmen van de verschillende onderdelen van een netwerk. Hoe denkt u dat Microsoft groot geworden is? R&D is noodzakelijk in deze branche. Wat denkt u dat onze aandeelhouders zullen zeggen als het aandeel nog maar een gulden waard is?" En volgens Asseer is het ‘gebruikelijk’ om de kosten dan te activeren.
Rondgang
Een kleine rondgang langs andere Nederlandse automatiseerders leert echter dat het activeren van R&D-kosten niet bepaald opgevat wordt als een teken van financiële kracht. Getronics doet het niet, CMG doet het niet en Cap Volmac doet het niet. Het voormalige BSO/Origin begon er mee in 1993.
Baan Company daarentegen doet het op grote schaal. Tegenover een nettowinst van 15 miljoen dollar in 1995 staan immateriële vaste activa ter waarde van 33 miljoen dollar. Zolang iedereen gelooft dat die ‘immateriële’ zaken zich te zijner tijd zullen materialiseren, is er niets aan de hand.
Een bedrijf als Baan Company laat daarbij een enorme solvabiliteit zien, van meer dan 60 procent. LCI blijft op 30,5 procent steken en dat is dan mede dankzij een extra aandelenemissie vorig jaar, die het eigen vermogen ten goede kwam.
Die 30,5 procent is echter nog hoog als men bedenkt dat er flink wat activa ‘off-balance’ gefinancierd zijn. LCI huurt en/of least alle bedrijfspanden en waarschijnlijk de ‘roerige’ andere activa met kortlopende contracten. Daarom hoeven de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet op de balans. Zou men de betreffende activa in eigendom hebben (gefinancierd met een hypotheek of lening) dan zou de solvabiliteit flink wat lager uitkomen. GD