BRUSSEL – De oude, gevestigde telecommunicatie-bedrijven zullen na de liberalisering in 1998 gesprekken van nieuwe concurrenten moeten doorgeven. Voor deze interconnectie mag een reële prijs worden gevraagd.
De telecommunicatie-ministers van de Europese Unie hebben daarover overeenstemming bereikt. Afgesproken is dat de oude garde aan de nieuwe concurrentie geen eenzijdig dictaat mag opleggen. De onderhandelingen moeten een reëel en open karakter hebben.
Anderzijds hoeven de traditionele telefoonmaatschappijen die nu nog de verplichting hebben bepaalde basisvoorzieningen te leveren, niet meer alleen de kosten hiervan te dragen. Besloten is dat er na de liberalisatie in alle Europese lidstaten een soort telecommunicatie-vangnet komt. Alle telecom-maatschappijen die openbare netwerken exploiteren of basis-telefoondiensten aan het publiek leveren, zullen moeten bijdragen aan de financiering van dit vangnet, zodra ze in een bepaalde telecommunicatie-markt meer dan een kwart van de totale omzet halen. Exploitanten van mobiele communicatienetwerken en aanbieders van online-diensten zullen hiervan worden vrijgesteld, aldus de Financial Times.
Reikwijdte vangnet
De EU-ministers hebben tijdens overleg in Brussel afspraken gemaakt over de reikwijdte van dit vangnet. Basis-telefoonlijnen, SOS-diensten, inlichtingendiensten, telefooncellen en telefoonboeken vallen er onder. Geprobeerd wordt het begrip ‘universele dienstverlening’ heel precies te definiëren. Ook de wijze van financiering moet nauwkeurig worden vastgelegd. Op deze wijze hopen de ministers te voorkomen dat nieuwe telefoonmaatschappijen langs slinkse wegen het leven zuur wordt gemaakt.
België en Luxemburg stemden tegen, zonder echter een akkoord te willen blokkeren. Beide landen vonden dat afspraken over de doorgifte zich niet moeten beperken tot de telefonie, maar ook het fax-verkeer en Isdn moeten omvatten. Ook Ierland was negatief, omdat 1998 te vroeg zou zijn.
Verdeeldheid
De ministers bogen zich ook over de problemen die zijn ontstaan in de Wereld Handels Organisatie (WTO), de opvolger van de Gatt. De Europese Unie is ernstig verdeeld over de vraag in hoeverre buitenlandse telecommunicatie-bedrijven toegang moeten krijgen tot de binnenlandse markt. Frankrijk, België, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland willen hun markten in belangrijke mate afschermen. Deze landen proberen de speelruimte voor buitenlandse ondernemingen te beperken. Een aantal van hen wil het aandelenbezit van buitenlanders in de voormalige staatsmonopolies aan een maximum binden.
Deze restrictieve houding is vooral de Amerikanen een doorn in het oog. Als Europa niet snel concessies doet, dreigen de Amerikanen de onderhandelingen in WTO-verband op te blazen. Eind april moet er een akkoord zijn, anders is het gedaan met de wereldwijde handelsliberalisatie op gebied van telecommunicatie-diensten. De Verenigde Staten willen hun markten alleen openstellen voor buitenlandse concurrentie, als andere landen dat ook doen. Afgelopen maandag deden de EU-ministers van Buitenlandse Zaken nog een poging uit de impasse te komen. Om de besprekingen in WTO-verband vlot te trekken is besloten de telecommarkten meer open te stellen voor internationale concurrentie. Voorwaarde is dat niet EU-landen zoals Japan en Korea hetzelfde doen.
De Europese markt wordt net zo vrij als de meest geliberaliseerde markt elders in de wereld. Dit betekent dat het pakket maatregelen tot verdere liberalisering de komende tijd moet worden verbeterd. Hiermee lijkt een conflict tussen de EU-landen in de kiem gesmoord te zijn. De ruzie dreigde toen de Europese Commissie enkele weken geleden voorstelde internationale ondernemingen het recht te geven lokale telefoonmaatschappijen over te nemen. Verwacht wordt dat de concessies die de EU nu doet, met name de Amerikanen zal aanspreken. Corr.