De oude, gevestigde telecommunicatie-bedrijven zullen na de liberalisering in 1998 gesprekken van nieuwe concurrenten moeten doorgeven. Voor deze interconnectie mag een reële prijs worden gevraagd.
De telecommunicatie-ministers van de Europese Unie hebben daarover overeenstemming bereikt. Afgesproken is dat de oude garde aan de nieuwe concurrentie geen eenzijdig dictaat mag opleggen. De onderhandelingen moeten een reëel en open karakter hebben.
Anderzijds hoeven de traditionele telefoonmaatschappijen die nu nog de verplichting hebben bepaalde basisvoorzieningen te leveren, niet meer alleen de kosten hiervan te dragen. Besloten is dat er na de liberalisatie in alle Europese lidstaten een soort telecommunicatie-vangnet komt. Alle telecom-maatschappijen die openbare netwerken exploiteren of basis-telefoondiensten aan het publiek leveren, zullen moeten bijdragen aan de financiering van dit vangnet, zodra ze in een bepaalde telecommunicatie-markt meer dan een kwart van de totale omzet halen. De EU-ministers hebben tijdens overleg in Brussel afspraken gemaakt over de reikwijdte van dit vangnet. Basis-telefoonlijnen, SOS-diensten, inlichtingendiensten, telefooncellen en telefoonboeken vallen er onder.