Elektronische gegevensuitwisseling (edi, electronic data interchange) is één van de grote successen van de gedistribueerde informatietechnologie. Net als e-mail is edi gebaseerd op een infrastructuur voor het uitwisselen van store-and-forward-berichten. Toch zijn er belangrijke verschillen.
E-mail is een informele ad hoc faciliteit voor eindgebruikers in een kantooromgeving. Edi is een officiële toepassing voor zakelijk verkeer. In een edi-systeem zijn robuustheid en beveiliging belangrijker dan bij e-mail. Om het gebruik te stimuleren, moet e-mail gebruiksvriendelijk, altijd beschikbaar en, vooral, goedkoop zijn. Edi daarentegen moet een veilige aflevering garanderen. Daardoor is het duurder en geen simpele ad hoc dienst; een faciliteit voor specifieke programma’s en gebruikers. E-mail en edi-systemen hebben zich dan ook onafhankelijk van elkaar ontwikkeld, al gebruiken ze in sommige gevallen hetzelfde onderliggende communicatienetwerk.
Edi is een verticale markt met diensten voor specifieke branches. Ondanks hevige concurrentie is enige samenwerking in sommige branches onvermijdelijk. Banken moeten het Swift-netwerk gebruiken, ook al werken ze liever niet samen. Als ze geen gebruik maken van Swift, kunnen ze geen financiële transacties uitvoeren en hun klanten bepaalde diensten niet aanbieden. In andere sectoren is één organisatie zo groot geworden dat andere zich daarbij aansluiten. Denk aan just in time-produktie: toeleveranciers moeten zich neerleggen bij de edi-eisen van de autofabrikanten, anders kunnen ze geen zaken doen.
Omdat e-mail een ad hoc dienst is, staat men niet onder druk om buiten de eigen organisatie samen te werken. Vaak kunnen zelfs verschillende afdelingen binnen één organisatie geen e-mail uitwisselen. Daardoor is de fax zo succesvol; hij biedt een verbinding van (bijna) iedereen naar iedereen, over de grenzen van organisaties heen. Het succes van de fax vertraagde het gebruik van e-mail. Pas de afgelopen jaren is e-mail een algemeen beschikbare faciliteit geworden, door de verspreiding van PC’s en de opkomst van Internet.
Een ander groot verschil tussen edi en e-mail is het formaat van de berichten. E-mail biedt diensten om enveloppes te verspreiden, maar heeft weinig invloed op de inhoud, waaronder het formaat van de toegevoegde gegevensbestanden; verzending van een Word-bestand naar een WordPerfect-gebruiker geeft conversieproblemen. Daarentegen is het formaat van berichten in edi-systemen strikt omschreven. Dit geldt echter alleen voor specifieke sectoren; het Swift-formaat voor bancaire applicaties is anders dan het Tradanet-formaat voor de detailhandel. Er zijn veel produkten die het ene edi-formaat in het andere omzetten. Een algemene Amerikaanse standaard, X.12, heeft zich enigszins ontwikkeld tot een sector-onafhankelijke standaard. Er is echter goede hoop dat Edifact zal domineren als echt internationale, industrie-onafhankelijke standaard. Voor e-mail-systemen geldt hetzelfde. Ze zetten bijvoorbeeld CC-mail om naar MS-mail, maar Lotus Softswitch is een van de weinige produkten die poogt ook de diverse WP-formaten te vertalen.
E-mail-servers slaan berichten op en sturen deze naar het als bestemming aangegeven adres. Gebruikers halen mail van de server en sturen er berichten heen, maar niemand moet zijn post lezen. Edi-systemen daarentegen voeren complexe sorteerfuncties uit en bieden uitgebreide beheertools, die ervoor zorgen dat elk bericht precies één keer wordt afgeleverd. Er is uitgebreide end-to-end-terugkoppeling van statusinformatie.
De eerste e-mail-systemen hadden geen end-to-end-diensten. Net als met papieren brieven ging men ervan uit dat berichten ooit afgeleverd zouden worden. Bij e-mail is echter het risico van verdwenen of gedupliceerde berichten groter. Naarmate e-mail-systemen zich ontwikkelden, is ook de uitwisseling van statusinformatie verbeterd. De server waarschuwt PC-gebruikers bij het inloggen automatisch als er ongeopende berichten zijn, de verzendende server krijgt berichten van de ontvanger als mail geopend is etcetera. De afzender kan dus op zijn eigen server zien of iets verstuurd, ontvangen, geopend of beantwoord is.
Door die verbeteringen groeit de incompatibiliteit tussen de verschillende e-mail-produkten alleen maar. De complexe en beperkte directory-diensten verergeren dit verder. De Osi-commissies hebben een set standaarden voorgesteld voor e-mail- (X.400) en directory-diensten (X.500). Helaas kreeg Osi niet veel aandacht en gingen de meeste mensen ervan uit dat X.400 alleen relevant was voor een Osi- (X.25) netwerk. Dat is niet waar; X.400/500 is ideaal voor elke communicatie-infrastructuur. X.400 biedt uitgebreide beheer- en statusfaciliteiten. En al waren ze oorspronkelijk gericht op e-mail, de X.400/500-systemen voldoen aan alle basiseisen van de kerndiensten van een edi-systeem. Gezien de huidige ontwikkelingen zou het tot nu toe onsuccesvolle lelijke eendje X.400 goed dominant kunnen worden in de groeiende wereld van gecombineerde edi- en e-mail-systemen. Deze optie is veel beter dan het versturen van edi-berichten via de huidige relatief goedkope en informele e-mail-systemen. Internet als backbone voor X.400-systemen?