AMSTERDAM – Vorig jaar rond deze tijd waren er op de hele wereld zo’n 2,5 miljoen computers met elkaar verbonden via Internet. In januari van dit jaar waren dat er al bijna 5 miljoen. Een verdubbeling van de populatie in een jaar tijd. Nederland loopt hiermee precies in de pas: niet meer en niet minder groei. Ondanks al het overleg in Den Haag behoort ons land hiermee slechts tot de middenmoot.
Volgens een eigen opgave van de Internet Society groeide het gebruik van Internet in Nederland in 1995 met precies 100 procent. Ons land beschikt nu over 6 Internet-servers per 1000 inwoners. Het moet hiermee landen als Canada, Noorwegen, Zweden, Oostenrijk en Zwitserland laten voorgaan, evenals de koplopers Finland (14 servers per 1000 inwoners) en de Verenigde Staten (12).
Dit blijkt ondermeer uit het rapport The World Wide Web van Computer Technology Research (CTR). Dit onderzoeksbureau verzamelde een groot aantal statistische gegevens over de ontwikkeling van ’s werelds grootste computernetwerk.
Zo wordt een onderzoek van het Georgia Institute of Technology aangehaald om een indruk te geven van het gebruik van het World Wide Web, het grafische onderdeel van Internet. Hieruit zou blijken dat 72 procent van de Web-gebruikers maar liefst iedere dag inhaakt op het net. 41 Procent van hen spendeert 6 tot 10 uur per week met het kijken naar informatiepagina’s of het ophalen van gegevens en software. 21 Procent besteedt zelfs tussen de 11 en 20 uur achter de browser.
Dat het hier gaat om een zeer jonge markt, mag blijken uit een ander onderzoek van Jayfar: ongeveer een derde deel van de respondenten stelt sinds één tot zes maanden gebruiker te zijn. Nog eens 15 procent is minder dan een maand bezig. Nog een kwart zat tussen de 6 en 12 maanden. Al met al is zo’n driekwart van de gebruikers minder dan een jaar met het Web bezig.
De aard van de toepassingen op het www is zeer uiteenlopend, zo weet ook CTR te melden. Van een aantal applicaties geeft het rapport de nodige voorbeelden. Zo blijken vooral IT-fabrikanten (IBM, Microsoft), maar ook een koeriersbedrijf als Federal Express, het te gebruiken voor het ondersteunen van klanten. Overheden en politieke partijen zijn er, vooral in de VS, veelvuldig op terug te vinden, naast musea, de amusementsindustrie, scholen en uitgeverijen.
Sterk in opkomst zijn bovendien toepassingen in de financiële dienstverlening (online kopen en verkopen van effecten, beursinformatie), de reisindustrie (reserveringen) en persoonlijke ’thuispagina’s’ van individuen, die al dan niet een extra boterham proberen te verdienen op het net.
Op de vraag wie er op dit moment eigenlijk iets verdient aan Internet en World Wide Web, is het antwoord verrassend eenvoudig: het merendeel van de omzet (zo’n 56 procent) wordt geboekt door hardware-leveranciers, die de benodigde apparatuur aanbieden voor zowel Web-surfers als informatie-aanbieders. Nog eens zo’n 20 procent van de in totaal 854 miljoen dollar gaat naar de softwarefabrikanten, terwijl 16 procent door de toegangsbieders opgeschreven mag worden.
Dit betekent dat commercie, ‘inhoud’ en expertise tezamen slechts goed zijn voor minder dan een tiende van de totale aan Internet gerelateerde omzet. Teleurstellende cijfers, althans voor uitgevers en niet-IT-aanbieders op het net. MU