Internet heeft veel losgemaakt! Het is niet langer het academische onderzoeksnetwerk, ooit ontworpen ter vervanging van het oude Arpanet. Tegenwoordig gebruiken studenten en computerfanaten Internet met behulp van een PC, een modem en een telefoonlijn; ze maken relatief goedkoop verbinding met een lokaal point of presence (Pop) en krijgen zo contact met het wereldwijde netwerk.
Internet gebruikt TCP/IP-protocollen, tegenwoordig een de facto standaard, met speciale protocol-uitbreidingen om contact met het Pop te maken (Slip en PPP). Er is een terminal emulator (telnet), interactieve file transfer (ftp) en een mail server (Smtp en Mime) om systemen op afstand te gebruiken.
Internet was al nuttig voor academici, maar pas met de introductie van grafische PC-tools, die de complexiteit van telnet en ftp afschermen, zijn de deuren voor iedereen opengezet. Met de eerste tools, zoals Mosaic en Gopher, kon je via een gedistribueerd indexmechanisme pagina’s opzoeken die op servers waren opgeslagen. In World Wide Web (www) worden pagina’s opgeslagen in Html-formaat (Hypertext Markup Language); dit is een specifiek Sgml style-sheet. Zoals de naam suggereert kunnen gebruikers via www-servers over Internet ‘surfen’; ze hebben toegang tot pagina’s op elke server op het netwerk. Netscape is nu het meest gebruikte interface.
Via Internet heeft iedereen, zowel professionals als enthousiaste amateurs en academici, inmiddels kennisgemaakt met wereldwijd werken in groepsverband. Internet biedt grote kansen aan leveranciers van Pop-systemen, backbone IP-netwerken (gedomineerd door Sun), modems, PC’s en de steeds grotere servers die nodig zijn voor Web-databases. IBM, Oracle, Microsoft: de kans op big business maakt iedereen opgewonden.
In het bedrijfsleven beginnen bedrijfskundigen en IT-deskundigen Internet te gebruiken, nog hoofdzakelijk voor e-mail, maar ook voor bbs’en en openbare databases. Internet is bijvoorbeeld nuttig als simpel mechanisme waarmee de operators van gedistribueerde computers en netwerken onderling contact kunnen houden.
Er zijn ook problemen met Internet. Ten eerste is het verslavend en zijn de excessieve junk-mail, de telefoonkosten en de afleiding van het echte werk niet gemakkelijk zakelijk te verantwoorden. Ten tweede is het netwerk overbelast, en video, spraak en dergelijke maken dat alleen maar erger. De huidige netwerken zijn betaald uit academische onderzoeksgelden; wie gaat opdraaien voor de onvermijdelijke grote upgrades? Ten derde is Internet onveilig.
Thuisgebruikers lopen geen gevaar, omdat ze zichzelf van het netwerk ontkoppelen als ze klaar zijn. Organisaties gebruiken echter vaak communicatiepoorten die op een lan gebaseerd zijn. Als dit een simpele modem-pool is, bestaat er weinig verschil, maar voor hetzelfde geld gebruikt men een IP-router met een huurlijn, in feite een privé-Pop. Langs die weg zijn binnenkomende verbindingen mogelijk, waardoor hackers via Internet de bedrijfssystemen kunnen binnendringen. De oplossing is het installeren van een ‘brandscherm’ dat connecties in de gaten houdt, zowel uitgaande als, vooral, binnenkomende. Zulke communicatiepoorten zijn essentieel en moeten zorgvuldig worden beheerd als men lan-gebruikers aanmoedigt om Internet te benutten. Ook gebruik en kosten zijn te monitoren. Internetwerken met e-mail vereist speciale aandacht, omdat hiervoor binnenkomend verkeer nodig is.
Door het ontbreken van beveiliging en centrale sturing neemt het bedrijfsleven tegenover Internet een voorzichtige houding aan, hoewel de mogelijkheden zeer aantrekkelijk zijn. Lokale e-mail en groupware als Lotus Notes worden algemeen gebruikt, maar ontberen het enorme bereik en de mogelijkheden van Internet.
Internet zelf is geheel op industrie-standaard componenten gebouwd: IP-netwerken, bestandsservers en vooral www-databases. Grote ondernemingen zijn daarom in de positie om min of meer vergelijkbare spullen te kopen, inclusief zelf beheerde wan’s, hetzij afzonderlijk, hetzij over bestaande bedrijfsbackbones. Bedrijven kunnen dus een eigen Internet opzetten, met alle faciliteiten die het openbare Net ook biedt; deze netwerken worden wel Intranetten genoemd. Omdat de technologie hetzelfde is, zijn ze – mits zorgvuldig – op het openbare Internet aan te sluiten. Dat alle nieuwe besturingssystemen, zoals Windows 95 en OS/2 Warp, tegenwoordig standaard met de client-software geleverd worden, maakt deze optie nog aantrekkelijker.
Een Intranet is een serieuze concurrent voor Lotus Notes, al zijn er meer dan genoeg kansen voor integratie en waarde-toevoegende functies. Er bestaan zelfs al enkele wereldwijde Notes-servers, bijvoorbeeld bij AT&T. Een Intranet is nu goedkoper dan Notes, maar ik verwacht binnenkort een sterke daling van de prijzen van Notes-clients – om met Intranetten te kunnen concurreren en om eindgebruikers te trekken (waardoor grotere servers nodig zijn). Notes Express, een redelijke Notes-client, wordt al geleverd bij OS/2 Warp.
Eenvoudige Html-pagina’s voor Web-servers zijn te maken met uitbreidingen op tekstverwerkers en dergelijke. Als Intranetten verder groeien, zijn faciliteiten nodig om volledige Sgml-pagina’s te maken, zoals Stylo. Ook de produkten van Adobe – nu met gratis display-software – zijn aantrekkelijk.