"Een functie-aanduiding als informatie-architect zie ik nog wel zitten. Maar met de functie van applicatie-architect of programma-architect ben je bij mij aan het verkeerde adres."
Door de meest recente ontwikkelingen rondom de client/server-architectuur ontstaat er in een dergelijke omgeving steeds meer behoefte aan erkenning van de functie van architect op diverse niveaus. In informaticakringen is nog maar weinig bekend over architecten-functies, behalve dan over de functie van informatie-architect. Deze functie wordt dankzij ondermeer de publikaties van Jaap van Rees gaandeweg serieuzer genomen, met name na de uitgave van zijn boek over dit onderwerp (J. van Rees, De informatie-architect, Kluwer 1995).
Omdat ik grote waardering heb voor zijn visie op dit gebied, neem ik de daarin voorkomende stokpaardjes graag op de koop toe. Toch vond ik niet precies wat ik zocht. Maar ik denk dat mij dat in een volgende druk niet meer zal overkomen. Want Van Rees zit natuurlijk ook nog te zeer middenin het proces, om op een totaal andere manier naar de informatievoorziening te kijken. Het is natuurlijk niet voor het eerst dat een vergelijking tussen functies in de informaticawereld en in de bouwwereld wordt getrokken. Maar in de tijd waarin men nog vooral in termen van monolitische systemen dacht, betrof dit doorgaans de constructie van een complex gebouw. Intussen is het beter om in termen van gebouwencomplexen te denken, omdat er steeds meer aparte, nieuwe stukken aan de oude gebouwen worden geplakt.
Voor echte gedistribueerde client/server-omgevingen worden steeds meer applicaties ontwikkeld met behulp van de standaard pakketten en bouwstenen van de infrastructuur. Het wordt dan ook tijd om naar de informatievoorziening te kijken als een stad, waarin zich vele soorten gebouwen bevinden die ieder hun eigen specifieke functie vervullen: informatiefabrieken, gegevenspakhuizen, informatie-woningen, informatiewinkels, postkantoren, enzovoort. Tussen die gebouwen vindt een heleboel verkeer plaats (gegevens- of informatiestromen), en doen zich dus ook de bijbehorende file- en wachttijdproblemen voor. Men zou het zelfs een digitale stad kunnen noemen, als deze metafoor al niet in gebruik zou zijn voor de digitale steden op Internet.
Hoe het ook zij, de tijd is langzamerhand rijp om de organisatie van de informatievoorziening eens serieus met de organisatie van de constructie van een grote stad te vergelijken, in plaats van met de organisatie van het maken van een gebouwencomplex. Leken kunnen dan tenminste eindelijk eens begrijpen waarom het om zo’n ingewikkelde materie gaat. Maar ook voor menige automatiseerder zou dat wel eens heel verhelderend kunnen werken. Dat betekent niet dat ik de directeur informatievoorziening nu opeens burgemeester zou willen noemen. Maar ik zou het helemaal niet zo erg vinden als bijvoorbeeld het NGI in één klap alle functiebenamingen in de automatisering in de prullenbak zou gooien, en de informatici zou verplichten om te kiezen uit vergelijkbare functies in de bouwwereld. Daar is het geen probleem om behalve over architecten ook over stadsarchitecten, binnenhuisarchitecten, verkeersarchitecten, te spreken. (De gedachte dat men zich alleen maar architect mag noemen als men in Delft heeft gestudeerd, berust dan ook op een misverstand.) Zouden buitenstaanders er niet veel meer van begrijpen als men zich in de informatica en de informatiekunde ook architect, opzichter, constructeur, aannemer, projectontwikkelaar, makelaar en dergelijke zou gaan noemen? Ik geef graag toe dat zoiets moeilijker zal gaan met functies als metselaar of loodgieter. Maar het hele arsenaal van functies hoeft niet per se te worden overgenomen. Zo’n exercitie is wellicht niet uitvoerbaar. Het zou echter wel een heel effectief middel kunnen zijn om aan personen en functies in de informaticawereld de juiste plaats in het geheel, de juiste deskundigheden, aansprakelijkheden, opleidingseisen, salarisniveaus, enzovoort toe te kennen. Voor sommige mensen kan dat heel vervelend uitpakken, als zij tot de conclusie komen dat zij zich eigenlijk alleen maar beunhaas kunnen noemen. Maar dat soort kwalificaties komt zelfs in de beste families voor.