‘Een organisatie van en voor onderzoekers; de Nederlandse Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek 1947-1988’ heet het boek dat is geschreven door prof. dr A.E. Kersten en uitgegeven door uitgeverij Van Gorcum.
Terwijl een commissie onder leiding van VNO-NCW voorzitter Rinnooy Kan vóór juli van dit jaar met een evaluatierapport moet komen over de taken en doelstellingen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), is er vorige week een boek verschenen over haar voorganger ZWO (Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek).
ZWO is in 1947 ontstaan na ruim vier jaar discussie over de coördinatie en stimulering van wetenschappelijk onderzoek. Aanvankelijk zagen de universiteiten de nieuwe organisatie als een bedreiging voor hun eigen onderzoeksactiviteiten. Bovendien vreesden zij achterstelling van de geesteswetenschappen ten opzichte van de natuurwetenschappen. ‘Een Organisatie van en voor Onderzoekers’ doet uitvoerig verslag van de wordingsgeschiedenis van ZWO, haar ontwikkeling tot tweede-geldstroom organisatie en de overgang naar haar opvolger: NWO.
Het blijkt dat de vrees van de universiteiten lange tijd terecht is geweest. Pas in het begin van de jaren zeventig groeide binnen ZWO de aandacht voor maatschappelijk relevante vraagstukken. Desondanks slaagde de organisatie er volgens de auteur niet in om in het desbetreffende onderzoek de gewenste ordening en planning te bereiken.
Het is overigens frappant dat de geschiedenis zich lijkt te herhalen. Momenteel speelt zich een discussie af over de taken van het NWO dat in 1988 uit ZWO ontstond. Minister Ritzen heeft aan een commissie onder leiding van Rinnooy Kan gevraagd de taken van NWO te evalueren. Volgens de minister besteedt het NWO onvoldoende aandacht aan onderzoek naar maatschappelijke vraagstukken. Bovendien wil het NWO een groter deel van het beschikbare onderzoeksgeld verdelen. Deze wens stuit op fel verzet van de universiteiten die daarvoor een deel van de gelden die zij nu rechtstreeks van de overheid krijgen, zouden moeten inleveren. Het evaluatierapport van de commissie Rinnooy Kan wordt vóór de zomer verwacht.