Voor het totstandkomen van ‘de informatiesupersnelweg’ bestaan diverse mogelijkheden. In Nederland lijken de kabeltelevisiebedrijven over de beste kaarten te beschikken om die snelweg te realiseren. Internet, veel genoemd als beginpunt en model voor de informatiesnelweg, blijft een rol spelen, maar slechts als één van de vele toepassingen. Overigens is ‘de informatiesupersnelweg’ geen goede term; er komt niet één weg, maar een wegennet, en belangrijker dan die wegen zijn: toegangswegen, richtingwijzers, transportmiddelen en een aantrekkelijk aanbod.
Als we alle woorden die over ‘De Informatiesnelweg’ zijn geschreven achter elkaar zetten, zou deze streng de aarde meermalen omspannen. Computermensen denken dat Internet, en met name WWW (World Wide Web), naar die snelweg zal lijden, televisiemensen denken dat zij dat zullen doen. De noodlijdende Nederlandse kabeltelevisiebedrijven zijn in 1995 opgekocht door internationale consortia – worden zij de gids? Of zal het toch een hypeway blijken? De enige zekerheid is dat nieuwe toepassingen en infrastructuren nodig zullen zijn.
John Moroney, senior consultant, is één van de twee auteurs van het recente Ovum-rapport Applications for the superhighway. Hoe denkt hij dat de informatiesnelweg zich zal ontwikkelen? "Allereerst is de vraag wat men onder de informatiesnelweg verstaat. Wij definiëren het als een mechanisme dat de toegang verleent tot het gebruik van elektronisch opgeslagen informatie en toepassingen. Voor ons moet dat mechanisme voldoen aan vier criteria: tweezijdige communicatie ondersteunen; meer bieden dan alleen spraaktelefonie; interactief real-time werken; en beeldschermtoepassingen ondersteunen."
"Hoewel toepassingen cruciaal zijn, zal de ontwikkeling van de informatiesnelweg primair worden gestuurd door de beschikbaarheid van bandbreedte tegen een redelijke prijs", vervolgt Moroney. "De terminaltechnologie is zodanig ontwikkeld dat toegangssnelheid de beperkende factor vormt. Verder zullen commerciële toepassingen en diensten zo attractief moeten zijn dat ze worden afgenomen door een voldoende groot aantal abonnees."
Drie golven
Ovum verwacht dat de ontwikkeling van de informatiesnelweg zich zal afspelen in drie golven. De eerste is gebaseerd op de huidige 28,8 kbit/s verbindingslijnen van het openbare telefoonnetwerk en betreft voornamelijk datacommunicatie. De tweede zal gebaseerd zijn op basis-Isdn (Integrated Services Digital Network; 2×64 kbit/s + 1×16 kbit/s) en de tweezijdige overdracht van enkelvoudige videobeelden mogelijk maken. De derde zal gebaseerd zijn op breedbandverbindingen van tenminste 1,5 Mbit/s, wat de overdracht van bewegende videobeelden mogelijk maakt. Het retourkanaal moet niet, maar kan straks wel over een dergelijke snelheid beschikken.
Moroney: "Dit schetst een algemene mondiale trend; de details hangen af van lokale condities. Voor onze marktschattingen bijvoorbeeld maken we onderscheid tussen ‘niet-bekabelde landen’, ‘landen waar kabels worden gelegd’ en ‘bekabelde landen’. Nederland valt in de laatste categorie, omdat het al beschikt over grote breedbandige kabelnetwerken."
Tot nu toe heeft basis-Isdn nog weinig succes gehad in Nederland, in ieder geval veel minder dan in Duitsland. De Euro-Isdn-norm van december 1993 maakte het pas in 1995 mogelijk om binnen West-Europa Isdn-verbindingen te leggen.
Een cruciale factor voor het succes van Isdn is of het aantrekkelijk genoeg geprijsd zal zijn om snelgroeiende alternatieve technologieën bij te houden. Moroney: "Isdn is in veel landen nogal kostbaar; het zal ook altijd duurder blijven dan een gewone telefoonaansluiting. Echter, zeker in Europa hebben de dominante telecombedrijven behoorlijk geïnvesteerd om Isdn op uitgebreide schaal te kunnen aanbieden, of zijn ze daarmee bezig. Als er alternatieve technologieën op de markt komen, kunnen ze snel hun prijzen verlagen en Isdn veel aantrekkelijker maken."
Massamarkt voor breedband
Vervolgens weidt Moroney uit over de voordelen van Isdn: digitale overdracht met behoorlijke snelheid, volledig tweezijdige communicatie, de mogelijkheid om diverse (telefoon, fax en andere) apparaten aan te sluiten op één lijn, en de mogelijkheid van snel (her)verbinden en verbreken. De aansluiting is nogal prijzig, maar door massaproduktie zijn de kosten van het aansluitkastje te verlagen. Voor het jaar 2000, zo voorspelt hij, worden modems en Isdn-kaarten gecombineerd in één chip op het moederbord van multimedia-PC’s.
Basis-Isdn is niet snel genoeg voor bewegende beelden van hoge kwaliteit, maar het valt te gebruiken voor stilstaand beeld en voor bewegende beelden in een venster op een PC. Daarnaast kan het bruikbaar zijn voor commerciële transacties of voor toegang tot Internet. Onder andere Compuserve heeft bewezen dat je zelfs met gewone telefoonlijnen en een catalogus een succes kunt maken van een elektronisch winkelcentrum, maar voor een massamarkt lijkt de combinatie met televisie noodzakelijk.
De vraag luidt dus of televisietechnologie geen noodzaak is voor consumententoepassingen en elektronische handel op grote schaal, zoals telewinkelen, video-op-aanvraag en betaalde televisie. Moroney: "Wellicht, maar daarvoor heb je een breedbandverbinding van tenminste 1,5 Mbit/s nodig en digitale televisie, die in onze visie onderdeel is van de derde golf. Daarin onderscheiden we golf 3a, met een retourverbinding van 64 kbit/s, en golf 3b, met een snelle retourverbinding." Hij voegt daaraan toe dat breedbandige televisie-verbindingen geen Isdn-kanalen, zoals E1 of T1, zullen gebruiken, maar algemene breedbandverbindingen, die via een kabel of satelliet en een ‘opzetdoosje’ (set-top box) verbonden zijn met de televisie.
In bekabelde landen zal de derde golf sneller arriveren dan in niet-bekabelde. Op wereldniveau zal de massamarkt voor breedband langzaam op gang komen, eerst in glasvezelbekabeling van de infrastructuur, die vervolgens wordt uitgebouwd tot lokale aansluitkasten (Fttc: Fiber To The Curb). In veel landen zal de verbinding in deze aansluitkasten via de huidige twisted-pair telefoonkabels naar de huizen geleid worden. Hierbij is een snelheid van 1,5 Mbit/s of hoger mogelijk. In bekabelde landen ligt de coax-televisiekabel, met een veel grotere bandbreedte, voor de hand; dit biedt de mogelijkheid tot veel extra toepassingen.
Wat wil de consument
Toepassingen waarvoor voldoende klanten bereid zijn te betalen sturen de markt; dan rechtvaardigen de te verwachten inkomsten de forse netwerk-investeringen. De vraag is nu wat voor soort toepassingen de toppers zullen zijn. Moroney: "Als ik dat zou weten, zou ik rijk zijn. Overal ter wereld worden op dit moment proeven uitgevoerd om daarop de antwoorden te vinden: wat wil de consument en hoeveel is hij bereid daarvoor te betalen? Het is onwaarschijnlijk dat er één toepassing bestaat die alles kan dragen – het zal een combinatie van toepassingen worden. In de data-wereld neemt de belangstelling voor Internet grote vormen aan. In de televisiewereld zullen slechts weinig mensen zitten te wachten op tweehonderd televisiekanalen – daarin zal interactiviteit belangrijk zijn. Amusement, spelletjes en televisie zullen de komst van breedband bepalen (golf 3); basis-Isdn blijft beperkt tot commercieel en professioneel gebruik." Hij voegt daaraan toe dat de drie soorten verbindingen (28K8, Isdn en breedband) alle zullen blijven bestaan voor specifieke toepassingen.
Voor het schatten van de potentiële markt heeft Ovum drie categorieën toepassingen gedefinieerd. De eerste is communicatie. Deze categorie betreft toepassingen waarbij de informatiesnelweg het mogelijk maakt om goedkope tweezijdige communicatie te hebben met andere gebruikers of informatieleveranciers, bijvoorbeeld e-mail, Internet, en groeps- en telewerken. De tweede is toegang tot databanken. Hierbij levert de informatiesnelweg de toegang tot grote hoeveelheden informatie, met drie mogelijkheden: alleen voor abonnees (ondermeer medische informatie), per gebruik betalen (bijvoorbeeld informatie, educatie en amusement) en vrije toegang (advertenties en informatie over bedrijven). De derde categorie omvat elektronische transacties. Hieronder vallen de toepassingen waarbij de informatiesnelweg wordt gebruikt voor transacties en handel.
Voor alle drie categorieën zijn er gidstoepassingen die de markt openbreken en vervolgtoepassingen. Volgens berekeningen van Ovum bereikt de cash flow die de informatiesnelweg in de Verenigde Staten zal genereren midden 1999 de rentabiliteitsdrempel. De opgaande lijn zal rond 2005 afvlakken. Europa loopt één à twee jaar achter; begin 2001 zal de exploitatie rendabel zijn.
Eén en ander is sterk afhankelijk van drie voor de ontwikkeling van de informatiesnelweg cruciale factoren: algemene regulering op nationaal en internationaal niveau, om de ontwikkeling in de goede richting te sturen; de technologie om consumenten aan te sluiten (één aansluitpunt voor alle verbindingen via twisted pair, coax of een antenne, door open normen); en voldoende beveiliging. Om in Nederland op deze punten iets substantieels te doen lijkt de 70 miljoen gulden die minister Wijers beschikbaar wil stellen een druppel op een gloeiende plaat.
Zo open als een briefkaart
Internet ondervindt een sterk groeiende belangstelling. Mensen als Bill Gates en Maurice de Hond zien het als beginpunt en model voor de informatiesnelweg. Tijdens de tweedaagse Euromanagement-conferentie ‘De informatiesnelweg’, bijgewoond door deelnemers uit dertig landen, plaatste vrijwel niemand vraagtekens bij de onuitgesproken premisse dat Internet zal leiden tot de informatiesnelweg. Hoewel de behoefte aan snellere en betere toegang duidelijk werd uitgesproken, ging iedereen er min of meer van uit dat het om een verbeterd Internet zal gaan, en niet om Internet als één van de vele toepassingen.
Duidelijk is dat Internet een relatief grote verspreiding heeft, het als volledig internationaal te beschouwen valt en WWW (bij voldoende snelheid) een aantrekkelijke gebruikersinterface biedt. Echter, het is de vraag of die gebruikersinterface en al die voornamelijk Engelse informatie interessant zijn voor de gemiddelde consument; deze heeft al moeite genoeg met het programmeren van de video.
Een ander punt is hoeveel van de huidige Internet-gebruikers zouden blijven surfen als al die informatie (afgezien van de telefoontikken) niet gratis zou zijn. Uitgezonderd enkele echte hobbyisten kunnen veel van de mensen die enthousiast zijn over surfen op Internet dit waarschijnlijk gratis doen op hun werk. Dankzij gratis gebruik in de academische wereld is Internet uitgegroeid tot gigantische proporties, zowel in aantal gebruikers als in gegevens. Doordat veel bedrijven Internet willen gebruiken, blijft de subsidiëring van de infrastructuur toenemen. Echter, geeft dit Internet voldoende economische impuls om door te groeien naar een algemene en economisch gezonde informatiesnelweg? Ook is de vraag of de architectuur (TCP/IP) daarvoor geschikt is. Het lijkt aantrekkelijk dat op Internet via e-mail iedere aangeslotene over de hele wereld te bereiken is en men met computers in andere locaties kan werken, maar vragen consumenten daar om?
Bovendien is Internet geen informatiesnelweg, maar slechts één van de toepassingen. Sommigen betwijfelen of Internet echt bestaat. Het is niet veel meer dan de verbindingen tussen een aantal dienstenleveranciers, een protocol voor informatie-overdracht en adressering, en een aangenomen maar nergens vastgelegde bereidheid (laat staan verplichting) om informatie uit te wisselen. Omdat in de tussengelegen knooppunten meestal Unix-computers worden gebruikt, is de berichtenstroom eenvoudig af te tappen. Niemand heeft invloed op de weg die een bericht aflegt; die kan via Zuid-Amerika of Azië lopen. Dit is zowel de sterkte als de zwakte van Internet.
Vinton Cerf, één van de bekendste initiatiefnemers, stelde onlangs dat Internet zo open is als een briefkaart: iedereen kan de informatie lezen (en modificeren). Voor de academische (computer)wereld is dat fantastisch, maar niet voor de consument die elektronisch wil winkelen. Het is mogelijk om de beveiliging te verbeteren via cryptografische technieken, maar dit biedt geen algemene, eenvoudig te gebruiken oplossing voor het creëren van een beveiligde omgeving. Mede doordat niemand verantwoordelijk is voor Internet (er bestaat alleen verantwoording voor de toegang) lijkt deze architectuur niet erg geschikt voor een betrouwbare informatiesnelweg.
De kabeltelevisienetten
Voor de ontwikkeling van de informatiesnelweg bestaan andere mogelijkheden. De kabeltelevisienetten, die via coax-kabels met grote bandbreedte ruim 95 procent van de Nederlandse huizen bereiken, vormen één van de belangrijkste alternatieven. Kabeltelevisiebedrijven zijn op grote schaal bezig met de conversie van hun netten (die op dit moment alleen televisieprogramma’s kunnen doorgeven) naar digitale televisie en met het creëren van tweerichtingverkeer voor interactiviteit. Enkele jaren geleden is een experiment op dit gebied in Limburg mislukt, maar de recente interesse in het opkopen van kabelbedrijven, de totstandkoming van een digitale-video-norm (DVB: Digital Video Broadcasting) vanuit de Europese kabelbedrijven (Ecca: European Cable Communications Association) en de bestellingen van set-top boxen eind 1995 lijken te wijzen op een kentering. Digitalisering maakt (Mpeg-2) compressie mogelijk, waardoor het aantal kanalen met een factor zes is uit te breiden.
De technische mogelijkheden zijn aanwezig en de commerciële interesse lijkt groot. Het in november vorig jaar opgerichte Telecom 2 stelt dat er voor de consumentenmarkt twee mogelijkheden zijn: mobiel of via kabeltelevisienetten. Cai Westland bood in november een beperkt aantal abonnees toegang tot Internet aan. Cellulaire mobiele diensten beschikken slechts over beperkte bandbreedte, maar laagvliegende satellieten (Leo: Low Earth-Orbiting) kunnen extra mogelijkheden bieden. Satelliet-televisie is vooral sterk in landen waar de kabel weinig huizen bereikt, maar ook in Nederland komen meer en meer schotels. Hiervoor wordt al digitale video gebruikt, zij het met een andere modulatievorm dan via de kabelnetten; de interactiviteit vindt plaats via een gewone telefoonlijn.
Computermensen menen vaak dat Internet de weg bereidt tot de informatiesnelweg, maar er is een waarschijnlijker alternatief. In Nederland beschikken de kabelbedrijven over aantrekkelijke mogelijkheden om een informatiesnelweg te creëren. Zeker als ze ook telefonie en eventueel Internet aanbieden via hun ‘opzetdoosjes’ ontstaat waarschijnlijk een voldoende economische impuls om de aanzet te geven tot een echte informatiesnelweg.
Casema, het grootste Europese kabeltelevisiebedrijf, is van plan om vanaf midden 1996 digitale televisie via zo’n doosje te leveren: tweehonderd televisiekanalen, waarvan twintig analoog (de andere digitaal) en één of meer digitale retourkanalen. Omdat consumenten voldoende hebben aan dertig tot veertig uitgezonden kanalen, komen de overige beschikbaar voor interactieve televisie, waaronder televisie-op-aanvraag èn een telefoonaansluiting zodra dit wettelijk mogelijk wordt. Door combinatie van telefonie, tweezijdige breedbandverbinding en (uitgezonden en betaalde) televisie ontstaat een economische impuls die het mogelijk moet maken om snel te komen tot een informatiesupersnelweg.
Elders in de wereld zullen andere oplossingen gevonden worden, afhankelijk van de beschikbare infrastructuur. Verreweg het duurste onderdeel van een telecommunicatie-infrastructuur is het leggen van kabel naar de huizen – dat wordt dus de basis voor de te kiezen technologie. Nederland heeft gelukkig zowel telefoon- als coaxkabels. In andere westerse landen zijn altijd twisted pair telefoonkabels beschikbaar, die breedbandig te maken zijn. (Adsl: Asymmetric Digital Subscriber Loop, met beperkte retoursnelheid, of Hdsl: High bit-rate Digital Subscriber Line, voor een tweezijdige snelle verbinding). Gewone telefoonkabels blijven echter beperkt tot een bandbreedte van minder dan 10 MHz, afhankelijk van de te overbruggen afstand (meestal rond de 2-6 MHz). Dit is onvoldoende voor de tweehonderd kanalen die via coaxkabel (200 MHz) beschikbaar zullen komen. Daarom moet men de Adsl- of Hdsl-telefoonlijnen aansluiten op een lokale kabelkast die via glasvezel verbonden is met de centrale. Hierbij kiest men via het retourkanaal wat men in huis wil krijgen. Voor zowel de coax- als de telefoonkabel geldt dat van de combinatie telefonie/televisie de grootste economische impuls te verwachten is.
Nieuwe wegen voor adverteren
De investeringen in en uitgaven aan telefonie en televisie zijn groot. De hoogte van de eigen telefoonrekening kent iedereen. Nederland heeft nu zeven volledige televisiekanalen en enkele buitenlandse kanalen met nasynchronisatie of ondertiteling. De kijkers zappen steeds meer, vooral door de toenemende reclame. Adverteerders maken zich meer en meer zorgen over de effectiviteit van hun spots en zoeken nieuwe wegen om te adverteren. Sommige kenners denken dat video-op-aanvraag en andere diensten waar een abonnee om vraagt een gerichtere en daardoor effectievere aanbieding mogelijk maken; commercials voor sportkleding en bier tijdens een betaalde voetbalwedstrijd, voor delicatessen tijdens een optreden van Joop Braakhekke en voor specifieke produkten tijdens een voorvertoning van een nieuwe film – er zijn mogelijkheden te over.
Bij betaalde televisie moet de consument kunnen kiezen tussen wel of geen reclame, met gedifferentieerde tarieven. Duidelijk is dat in de nieuwe opzet reclame specifieker en daardoor wellicht effectiever te richten valt. Net als bij Compuserve en de huidige betaalde televisie ligt de combinatie met een tijdschrift dat aanspoort tot het gebruik van bepaalde diensten voor de hand. In de toekomstige set-top boxen komen overigens voorzieningen en een apart kanaal waarmee de consument kan zien welke mogelijkheden beschikbaar zijn of komen.
Na de toegang tot de huizen vormt het leggen van glasvezelkabels voor de snelle backbones de tweede grote kostenpost. Glasvezelkabels worden inmiddels op vele plaatsen gelegd, mede omdat de kosten van de kabel zelf gering zijn vergeleken met die van het leggen. De kosten voor de elektronische zend- en ontvangapparatuur spelen nauwelijks een rol, zodat die bij de komst van nieuwe normen of diensten eenvoudig te vervangen is. In Nederland heeft PTT Telecom inmiddels vrijwel alle verbindingen via telefooncentrales gedigitaliseerd via glasvezelkabels. Verder beschikken de energiebedrijven en de NS over landelijke glasvezelkabelnetten.
Hiervoor wordt het netwerkprotocol SDH (Synchronous Digital Hierarchy) gebruikt. Dit biedt een hiërarchie van verschillende snelheden: 155, 622, 2.488 of nog meer Mbit/s, (straks) op basis van ATM (Asynchronous Transfer Mode). Deze SDH-technologie, die is ontwikkeld door de grote telecombedrijven, zal overal gebruikt worden als netwerktechnologie voor het overdragen en schakelen van digitale informatie. Eén van de aantrekkelijkheden van SDH is de hiërarchie, die het mogelijk maakt een sneller netwerk bovenop een bestaand netwerk te leggen, zonodig tot 10 Gbit/s, wat voorlopig voldoende lijkt.
De beste kaarten
Er zijn dus veel mogelijkheden die kunnen leiden naar de ‘informatiesupersnelweg’. Omdat zowel de investeringen als de risico’s groot zijn, vereist de invoering een gezonde economische basis. Kabeltelevisiebedrijven lijken over de beste kaarten te beschikken om de snelweg te realiseren voor de gecombineerde toepassing van telefonie en televisie in diverse vormen. De set-top box zal de basistoegang vormen, via een telefoon- of coaxkabel; daarnaast zullen diverse mobiele verbindingen gebruikt worden. Internet zal blijven meespelen, maar slechts als één van de vele toepassingen. Digitalisering zal velerlei nieuwe toepassingen mogelijk maken en aanpassing van bestaande vereisen, bijvoorbeeld nieuwe spelletjes of videotelefonie.
Hoewel computer- en televisietoepassingen wel via dezelfde kabels zullen werken, is het de vraag of die applicaties zelf worden geïntegreerd. Heeft een verder ontwikkelde Olivetti Envision (een Windows PC die televisie, hi-fi, telefoon, video en fax in de huiskamer bestuurt en de televisie als monitor gebruikt) de toekomst? Het lijkt niet waarschijnlijk: televisie is veelal een ‘groepsgebeuren’, in tegenstelling tot PC’s.
Inmiddels is duidelijk dat de informatiesupersnelweg een onjuiste benaming is voor wat komen gaat. Het is niet één weg, maar een wegennet. Belangrijker dan die wegen zijn: veel toegangswegen, richtingwijzers voor de consumenten, transportmiddelen en een interessant aanbod. De echte informatiesnelwegen zijn alleen van belang voor een handjevol technici dat werkt met glasvezelkabels en schakelkasten.
De informatierevolutie komt in het komende decennium pas goed op gang. Als de voortekenen niet bedriegen, wordt het inderdaad een revolutie en geen evolutie. Digitalisering en nieuwe transmissietechnologieën zullen zorgen voor snelle veranderingen. Alomtegenwoordige elektronische communicatie zal de inhoud van de begrippen plaats en tijd grondig veranderen. De wereld zal kleiner worden en wellicht aangenamer. Tenslotte is het grote voordeel van elektronische communicatie het gemak waarmee die valt af te zetten.
Hein van Steenis, freelance medewerker van Computable