De oudste methode om gegevens uit een database te krijgen, is het standaardrapport, doorgaans op papier. Tegenwoordig eisen gebruikers echter meer interactieve toegang, op elk gewenst moment. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van een breed scala aan tools.
Rapportgeneratoren. Moderne tools om gegevens te definiëren, te extraheren en te formatteren zijn relatief eenvoudig te gebruiken en worden vaak benut door zowel eindgebruikers met computerkennis als IT-afdelingen. Ze produceren gewone standaardrapporten, die periodiek uitgedraaid worden, maar deze zijn eenvoudig te onderhouden en te wijzigen.
Online query. Met behulp van een terminal of een PC kan men elk moment een query uitvoeren. Dit is een variant van het standaardrapport, maar dan parameter-gestuurd. Waar nodig voert de gebruiker interactief gegevens in, echter, altijd binnen de grenzen van het query-programma.
Simpele ad-hoc query. Deze PC-tools zijn nauw verbonden met SQL en mikken op tweedimensionale systemen: ze bieden toegang tot specifieke rijen gegevens uit specifieke tabellen. Informatie over welke tabellen en velden de gebruiker kan benutten, wordt op zijn scherm getoond. De gebruiker selecteert velden en koppelt daar relaties aan via een interactieve point-and-click interface. De PC-tool maakt dan de voor deze specifieke ad-hoc query benodigde SQL-string (veelal nogal beroerd – vandaar het belang van optimalisatie, uitgevoerd in de database na ontvangst van de SQL-routines). Alleen de relevante rijen, die voldoen aan de selectiecriteria, worden voor verwerking over het netwerk naar de PC gestuurd. Op de PC wordt vaak odbc als standaard gebruikt, waardoor verschillende SQL-dialecten van diverse database-produkten kunnen samenwerken.
Executive informatiesystemen (eis). Dit zijn specifieke voorbeelden van SQL-gebaseerde tools, die voorzien in mogelijkheden tot drill-down (gedetailleerdere gegevens opzoeken), maar alleen volgens een voorgedefinieerd pad of een voorgedefinieerde dimensie. Deze tools bieden doorgaans gedetailleerde grafische gebruikersinterfaces. Ze zijn niet ad-hoc. In feite zijn het geavanceerde versies van de geparametriseerde online query. De belangrijkste nadelen zijn de ontwikkelingskosten en het inherente gebrek aan ad-hoc functies.
Data mining. Met deze tools kan de gebruiker ad hoc door databases ‘surfen’, op zoek naar patronen en trends. Hij kan ze gebruiken om gegevensverzamelingen uit databases te halen voor verdere verwerking. Ze worden vaak gecombineerd met een ander tool.
Olap-systemen. Deze produkten gebruiken de meerdimensionale functies van Olap, waardoor ze een breed scala aan services bieden voor ad-hoc queries of eis-front-ends.
Beslissings- (dss) of managementondersteunende systemen (mss). Deze systemen koppelen ad-hoc query aan modellering. Men kan parameters wijzigen om zogenaamde ‘wat als’-scenario’s te maken. Dit betekent dat ze met reeds geëxtraheerde gegevens moeten werken; gebruikersapplicaties kunnen data uit een pakhuis immers alleen lezen.
Persoonlijke programmeertools. Ieder programmeerhulpmiddel voor de PC is aan elk van de beschreven systemen te koppelen. De meeste tools ondersteunen alleen SQL en geven toegang tot diverse tabellen; naarmate het pakhuis volwassener wordt, zullen meer interfaces beschikbaar komen. Typische voorbeelden zijn spreadsheets die als dss-modelleertool worden gebruikt en programmeertools als Visualbasic, Delphi en Visualage. Veel database-produkten voor de PC (Access, Paradox en Approach bijvoorbeeld) beschikken over functies waarmee zowel de lokale database als het pakhuis (via SQL) te benaderen zijn. Daarbij kan men gegevens vanuit het pakhuis naar de lokale database kopiëren voor verdere verwerking. Dit is nuttig voor modelleringstoepassingen, omdat alleen de lokale kopie gewijzigd kan worden.
Expertsystemen. Er zijn diverse systemen voor de PC beschikbaar, maar die worden niet zoveel gebruikt als waarschijnlijk zou moeten. Net als andere PC-tools zijn ook deze systemen aan het pakhuis te koppelen.
Het gegevenspakhuis ontlast de produktiedatabases van de meeste zware queries. Daardoor zijn de prestaties van de produktiedatabases verder te verbeteren. Het pakhuis zelf moet echter ook ‘getuned’ worden, zij het met andere parameters dan de transactiedatabase. Zogenaamde stored procedures bieden mogelijkheden daartoe, maar de locatie van de gegevens is ook een belangrijke factor, vooral bij gebruik van parallelle hardware. Verder moet men al vanaf het begin bijzondere aandacht besteden aan investeringen in database-ontwerptools. Door het pakhuis-concept moet de aandacht verschuiven van het beperkte databasebeheer naar gegevensbeheer.