De meeste beperkingen die IBM in 1956 opgelegd kreeg van het Amerikaanse ministerie van Justitie, bedoeld om misbruik van de toenmalige dominante marktpositie te voorkomen, worden opgeheven.
Deze beslissing is een direct gevolg van de afkalving van IBM’s marktaandeel in de laatste veertig jaar. Hoewel nog steeds het grootste computerconcern ter wereld, beschikt IBM niet meer over de marktaandelen van weleer. Voor IBM kan het opheffen van de beperkingen vergaande gevolgen hebben. Zo kunnen dochterondernemingen voortaan apparatuur bij de moeder kopen tegen willekeurige prijzen. Voorheen was IBM gehouden aan het hanteren van minimum prijzen, die in lijn met de markt lagen.
Een ander gevolg is dat dochters als Integrated Systems Solutions en IBM Credit Corporation niet langer als zelfstandige bedrijven hoeven opereren. Vergaande integratie behoort nu tot de mogelijkheden. Het besluit van de rechter heft de uit 1956 stammende beperkingen voor alle IBM-produkten op, behalve die voor de S/390 en AS/400. Voor deze produktlijnen blijft IBM verplicht reserve-onderdelen en handboeken tegen gangbare prijzen te leveren aan onafhankelijke onderhoudsfirma’s en handelaren. IBM is niet tevreden met de uitspraak: de onderneming wil af van alle beperkingen, ‘uit principe’.